IEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Pr oiincie Utrecht. VOGELBESCHERMING. FEUILLETON. GESCHIEDENIS EENER MOEDER. No. 75. Zaterdag6 September 1916. 45e jaargang VERSCHIJNT FOENSDAG EK ZATERDAG: DE OORLOG. Amersfoorfcche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1. Franco per post door het geheele itgk 1.15. Afzonderlijke Nnmmers 5 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlgk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G J. SLOTHOUWER BureauLangestrit 17. Telephoonn. 69. ADVERT ENTIËN: Van 1—6 regels 0.60; iedere regel meer 10 Cent. Qroote letters en vignetten naar plaatsruimte. (Ingezonden). Als ik hier thans een lans ga bre ken voor practische vogelbescherming, dan zal zelfs niet de meest ideëel aangelegde vogelvriend het mij euvel duiden, dat ik mij daarbij op het standpunt van het practise)] nut der vogels voor den tuinbouw plaats en dientengevolge in de allereerste plaats denk aan de bescherming van de zoo genaamde nuttige vogels. Onder nut tige vogels versta ik met den tuin bouwer zulke, die op eenigerlei wijze ten opzichte van de kuituren meer nuttig zijn dan zij schade veroorzaken. Daarbij staat de eene tuinbouwer echter in enkele gevallen tegenover den ander of zelfs tegenover zichzelf. De groententeler noemt de musch schadelijk. De boomkweeker daaien tegen, op wiens terrein geen zaad valt to rooven, noch eenig andere soortgelijke euveldaden valt te ver richten, maar waar slechts rupsen, bladluizen en dergelijk ongedierte ver delgd kunnen worden, noemt de musch een nuttig dier. De fruiikweeker zal in bet voor- en najaar en gedurende den winter met genoegen het ijverig naar levend gedierte scharrelen der lijsters en merels waarnemen, maar hij zal op dezelfde vogels schelden, als zij zijn peren en andere vruchten komen aanpikken en waardeloosmaken. En wat voor de practische tuinbou wers geldt, gaat ook op voor den tuinliefhebber. Het kan evenwel niet in mijn be doeling liggen hier uit te maken, welke vogels altijd en welke onder bepaalde omstandigheden nuttig zijn. Ik kan zelfs niet nagaan in welk op zicht de over het algemeen ook door de Vogeiwet als nuttig ge noemde vogels toch eenige schade kunnen veroorzaken. Ik moet hiervoor o a. verwijzen naar mijn boek over .Ziekten en Beschadigingen der Tuin- bouwgewassen», waarvan het 2e deel de nuttige vogels behandelt en de Vogeiwet bespreekt. Eenige vogelsoorten, waarvan on geveer iedereen overtuigd is, dat zij als nuttig beschouwd moeten worden, zijn o.a.mezen, zwaluwen, rood- staartje, roodborstje, vliegenvangers, boomkruiper, boomklever, tuinfluiter, hofzanger, nachtegaal en bastaard- nachtegaal, winterkoninkje, goud baantje, kwikstaartjes enz. Niet weinige van deze vogels'zijn door den moderne land-, tuin- en bosebbouw en in deze streken door den woningbouw van bun gewone broedgelegenheden beroofd. Struikgewas, oude en holle boomen zijn reeds op zoodanige wijze verwijderd, dat de vogels, die daarin nestelen, een heelen toer hebben om voldoende geschikte gelegenheden te vinden. In da nabijheid van onze woningen zullen zij daarin over het algemeen niet slagen, tenzij wij hen gelegen nel a uieueu. wp ie wev.v opzettelijk te doen, is thans mijn bedoeling. Een deel der nuttige vogels, waar onder ook de meezen behooren, nestelt in gaten vanboomen. Zij worden daarom holenbroeders genoemd, ter wijl weer andere vogels, die wel in holten maar niet in min of meer diepe gaten hun nest bouwen, als halfholenbroeders aanduidt. Voor deze vogels zijn nestkastjes, van blokken natuurbout vervaardigd, in den handel. De ruimte laat niet toe hier de ver schillende modellen te bespreken. Wie deze nestblokken of nestkastjes wil ophangen, beginne met den leverancier een beschrijvende prijscourant te vragen. Men kan dan thuis nagaan, welke vogels men kans heeft in den tuin te lokken, waarna men uit de aangeboden modellen een keuze doel Wie in het knutselen met hout eenige handigheid bezit kan de nestkastjes ook zelf van ruw en liefst niet nieuw hout vervaardigen. Ik ben desge- wenscht in de gelegenheid een goed model te laten zien. Hoe en ;aar de kastjes moeten worden opphangen, wordt in de prijscourante gewoonlijk verteld. Hoofdzaak isde kastjes zooveel moge lijk op zule plaatsen te hangen, waar kwajogens noch katten ze kunnen beroken. De vogels houden er van te restelen op plaatsen, waar een bladenkk belet den hemel te zien. Zij sluipen ook gaarne door het groen na&r bun nest. Dit mag dus niet nopeti en bloot» hangen, niet aan een paal bijvoorbeeld. Dan kiest men een zoodanige plek aan een boom, dat bet kastje ietwat voorovei hangt of men zorgt er op andere wijze voor, dat het in dien stand komt te hangen. En tenslotte richte men het vlieggat zooveel doenlijk naar het Oosten of Zuid-Oosten. Men hange de nestkastjes liefst reeds in het najaar op, zoo mogelijk vóór de bladeren van de boomen zijn ge- -o~*~ at*" O""1"" rende den winter met de leegstaande woningen kennis maken en ze voor nachtverblijf betrekken, waardoor be vorderd wordt, dat in het voorjaar bet jonggehuwde paar zijn keuze op één dezer nu bekende broedgelegen beden vestigt. Gedurende den tijd dat de vogels aan het meubileeren zijn, late men bot met rust. Als de oitjes worden gelegd, mogen we wel eens een enkele maal in het nest kijken, vat zonder bezwaar go scbiedt door het aan scharnieren draaiende deksel op te lichten. Als de jonge vogeltjes er zijn, mogen we rustig een keertje meer naar het jonge huishouden gaan zien. Een aantal vogels nestelt niet in deze kastjes maar bouwt zich nestjes in struikgewas en in boomen. 't Zijn niet in hoofdzaak deze vogels, die tot de voor den land,- tuin- en bosch bouw meest nuttige worden gerekend maar 't zijn onze beste zangers. Ook hier dus maakt bescherming zich loo nend. Waar mogelijk plante men voor dit doel zoodaDig struikgewas, boomen en boomachtige heesters in een rustig en veilig hoekje van den tuin of bet buitengoed, waarin deze vogels gaarne nestelen en waaraan vruchten groeien, die hen tot voedsel strekken, al naar de grondsoort en de ligging van het terrein zal de keuze eenigszins uiteen- loopen. Men raadplege bij de beplanting een met vogelbescherming vertrouwd boomkweeker. (Er zijn helaas nog slechts weinige zulke boomkweekers 1) Als geschikte gewassen Doem ik bij voorbeeld: rozen, vlier, duindoorns, liguster, sleedoorn, lijsterbes, verschil lende conifeeren, meidoorns, hazelnoot, bessen enz., een en ander tusschen enkele opgaande boomen met niet al te dichte kronen geplant. Hier of daar legt men dan tenslotte nog een stapel takkebosschen neer, waarin eenige vogels gaarne nestelen. Ik zou thans nog iets kunnen zeggen voor wintervoedering maar meen 't u-.uj u. moeien laien om de mij verleende gastvrijheid niet te ui bruiken. De Controleur by den Pbytopathologischen Dienst te Naarden P. J. SCHENK. De Keizer krijgt zelfs geen r(jst meer. Uit Genève meldt men aan Fransche bladen: De keizerlijke familie zelfs lijdt bonger, Romberg, de Duitsche gezant te Bern, heeft aan de Zwitsor- sche Bondskanselarij toestemming ge vraagd tot het uitvoeren van 99 K.G rijst, speciaal bestemd voor den keizer en leden der keizerlijke familie. Dit buitengewone verzoek werd verwezen naar de Zwitsersche N.O.T., die het heeft afgewezen verklarende, dat ze zelfs niet ter wille van den keizer af mocht wijken van de gesloten over eenkomsten. Tweeërlei oogst. De correspondent van de »Yorkshire Observer» zegt in eene beschrijving den strijd bij de Somme en van den terugkeer der gewonden «Het was een veld achter de ge vechtslinies, dat de »loopende gewon den» dadelijk nadat zij uit het vuur daarginds gekomen waren, moesten oversteken. Het was een afgemaaid korenveld, waar de schoven netjes aan rijen stonden, dicht bij een bosch van, ondanks de granaten die van tijd tot tijd de takken vernielden, nog dicht bebladerde boomen. Sommige gewonden lagen daar nog op den stoppeligen grond, anderen kwamen tusschen de schoven aan strompelen met de armen om den hals van hunnesterkerekameraden geslageu. Langs den weg stoDden met paarden bespannen ambulances, groepen Roode Kruis broeders snelden telkens vooruit om ilan weer zeer voorzichtig terug te gaan met de lasten, die naast de gewonden welke tegen de korenschoven geleund konden zitteD, neergelegd waren. Van velen dier mannen was het gezicht met gestold bloed bedekt. Er waren hier allerlei soort wonden te zien, de allerergste uitgezonderd. Maar mannen met omzwachtelde hoofden spraken luid met anderen, die den arm in een hangverband droegen, en kreupel-geschotenen praatten met mannen, wier jassen aan den schouder afgesneden waren. Ik zag weer dat verwonderlijke, dat men altijd na een slag ziet; die opgewektheidder mannen, die niet zoo erg getroffen zijn dat zij hunne pijn niet kunnen verzwijgen, de verheven moed van den Engelschen soldaat. Het deed mij goed, do gelukkige gezichten te zien van hen die uit de zóne dos doods in dit oogstveld ge komen waren waar hun betrekkelijke veiligheid wachtte, die slechts nu en dan door een verdwaalden kogel werd bedreigd. DOOR JOHANNA STEKETEE. 9) Ik had dat moeten doen, niet omdat 't haar persoonlijk aanging, maar om te verhinderen, dat zij en die de geschie denis na haar hoorden, mij niet aanzagen voor een vrouw van slecht allooi, noch mijne kinderen voor zulke, die de vader niet erkennen wil. Had zij dan ondanks de openlijke bekentenis mijner ervaringen ichuld willen zien in mijne handelingen; dat was dan hare zaak geweest. Ik had dan in ieder geval mijn plicht gedaan, waarvan ik de gruwelijke verwaarloozing nu nog betreur. Ik ging heen, stil en gedrukt, als een schuldige. We kwamen terecht in een vuil pension, waar ik 't niet uithouden kon. Toen besloot ik naar Holland te gaan. Alsof Jens mij trok Eerst aan boord hoorde ik, dat Jens trouwen ging. O Holland, Holland, land mijner geboorte, land mijner onvergetelijke moeder, land mijner allereerste kinderjaren, land mijner eeuwige liefde I We kwamen in Brussel aan, toen de kersen bloeiden. Meisjes liepen ermee langs de kleurige, zonnige straten in lokkende mandjes. We smulden van die sappige heerlijke vrucht. Magda, hoewel niet mooi, was zoo'n aardig, aanvallig en buitengewoon-gracieus zwartkopje, dat ze ieders aandacht trok. Ze was ook zoo lief en huppelde zoo vroolijk en wel thuis door de lichte straten der zonnige stad. En voor Elize, die nog zoo heel klein was en voor wie de zorg mij gedurende de lange reis zoo had uitgeput, vond ik in Brussel dadelijk een geschikte meid. Het leven in die stad was zoo opgewekt en animeerend, dat ik besloot, daar de eerste maanden te blijven. O mijn oude levenslust, mijn warme levensvreugde, hoe ze weer j ubelend door me heen gloeide I Het leven is mooi, wanneer de zon schijnt en de straten en huizen licht en vroolijk maakt. De zonnestralen koesteren ons en de blauwe, blauwe hemel trekt onze gedachten op naar heerlijke, vreugdevolle en ver heven einders. Er waren wel menschen, veel menschen, die op kwade gedachten, op laster, tegen ons broeiden. De booze praatjes, die mij uit Indië hadden verdreven, waren nog eerder dan wij in Holland aangekomen. Maar op dat oogenblik in Brussel wist ik er nog niet van en voelde ik mij volkomen veilig. De zon scheen en er was niets dan licht en vreugde. Ik was me alleen goede gedachten bewust en daarin koe sterde ik mij als een poesje in de warme zon, zonder vrees voor de kilte van den zwarten nacht, die onvermijdelijk komen moet. Ach, dat op ons een kille zee van donkere gedachten al te onstuimig neerstorten moest 1 Maar dat vroolijke leven in de zon, dat er achter lag, is toch altijd onvernietigbaar in mijn herinnering gebleven. Ik moet daar nu telkens aan terug denken. Terwijl ik schrijf, schijnt de zon door de serre en de kamer. Alles vloeit over van etherisch-goud licht. En goede stralen glanzen ervan af op het sanatorium-leven, dat, al sta ik er eigenlijk buiteD door mijn gebonden zijn aan mijn bed en mijn kamer, mij nu toch veel opgewekter voorkomt. Het leven in Brussel was heerlijk. En de menschen, bij wie ik en pension was, zoo vertrouwd en goedgezind, dat ik 't al spoedig waagde het toezicht over Elise's bonne voor enkele uren aan hen over te dragen. Ik ging dan naar opera, of concert en ofschoon muziek de ellendigste herinneringen bij me wakker riep, stemde ze toch ook mijn ziel rustig, zoodat daar een goede vrede binnentrad. En ik deed mijn kinderen, ze enkele uren alleen latende, meer goed, dan dat ik ze in 't geheel niet had verlaten en geen muziek had gehoord. Hoe aangenaam het leven in Brussel ook was, ik voelde wel, dat ik er niet kon blijven. Mijn kinderen mochten niet verfranschen, of liever, niet vervlaamschen. Ik moest naar het hartje van Holland. Aankomende in Utrecht, welke stad ik tot voorloopige woonplaats koos, zag ik uit een dagblad, dat J.ens dien zelfden dag van mijn aankomst daar ter stede, in den Haag was getrouwd met eene dame, zoo niet van adel, dan toch van zeer aanzienlijke familie. (Wordt vervolyd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1916 | | pagina 1