NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Gemeenteraad. EENE MÉSAILLIANGE. No. 51. Zaterdag 13 Juli 1318. 47e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. MENSCHWAARDIG. DE OORLOG. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per S maanden 1. Franco per post door het geheele Rijk t 1.15. Afzonderlijke Nummers 5 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Vrijdag. Tijdelijk slechte Zaterdags. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 77. Telephoonn. 09. AB VEBTENTIËN: Van 16 regels 0.90; iedere reg9l meer 15 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Van een smenschwaardig be staan" lezen we in alle ge schriften, die het maatschappelijke vraagstuk behandelen, en wie dikwijls vergaderingen bijwoont, waar de belangen en wenschen der arbeidende klasse worden be sproken, zal maar zelden huis waarts gaan, zonder die uitdruk king eenige malen te hebben hooren weerklinken of zelfs in de be raadslagingen te hebben gebezigd. En wat er mede bedoeld wordt, is ook niet twijfelachtig. Aan eiken levenskring zijn zekere eischen gesteld, die afhangen van het peil van welstand, waarop degenen die er toe behooren zich bevinden eischen waaraan moet voldaan kunnen worden, indien men niet gedrukt zal zijn door het gevoel van onmacht, uit ontbering ge boren. Een volstrekte maatstaf is daarvoor niet aan te gevenwat hier voldoende is om, bij genoeg zame waardeering, met de om standigheden waarin men is ge plaatst volkomen vrede te hebben, is elders ontoereikend, omdat nu een maal de gewoonte de wet voorschrijft en de behoeften zich regelen naar gegevens, die voor alle menschen geenszins dezelfde zijn. Alleen wie het droombeeld van een gelijkheid in bezit en genot vatbaar achten voor verwezen lijking, zullen misschien moeite willen doen om met juistheid voor alle menschen te bepalen, wat de eigenlijke bestanddeelen van een menschwaardig bestaan zijn, en verlangen dat wie meer dan dat zich zou kunnen veroorloven, daarvan vrijwillig of gedwongen afstand doet, ten einde met dat meerdere het tekort van hen die er beneden staan te dekken. Er is iets in dat beeld van maat schappelijk nivellement, dat het voor menigeen, en niet uitsluitend voor de minder bedeelden aan trekkelijk maakt, vooral wanneer men in zijn gedachten de enorme rijkdommen, over welke sommige onzer medemenschen beschikken, rijkdommen, waarvan slechts een gedeelte voldoende is om zelfs zeer hooge begeerten van levensgenot te bevredigen, plaatst tegenover de gruwzame ellende, met welke dag aan dag een veel grooter aantal anderen hun leven lang te worstelen heb ben, zonder eenig uitzicht er ooit uit verlost te wordenen wij be grijpen levendig dat de idylische voorstelling eener maatschappij, waarin niemand het overtollige zal kunnen misbruiken en niemand ook het noodige zal behoeven te derven, wordt verheerlijkt als een ideaal-toestand, tot welken wij zoo spoedig mogelijk trachten te komen. Wie evenwel niet rondzweeft in sferen der fantasie, maar den bodem der werkelijkheid onder de voeten houdt, zal lang den weg eener eenvoudige redeneering de onmogelijkheid der vervulling inzien; al waren op een gegeven oogenblik alle menschen het met elkander eens dat het stoffelijk geluk, en als gevolg daarvan ook het zedelijk welzijn voorgoed zouden zijn gevestigd op het oogenblik dat het gelijk op deelen in toepassing kon worden gebracht de gelijkheid zou maar kort duren en de wanverhouding zou opnieuw te voorschijn treden, nog eer het verdeelings proces ten einde was gebracht. Ter beoordeeling der uitvoerbaar heid van maatschappelijke her vormingen, als we dat zoo noemen mogen, moet gerekend worden met de menschen die er zijn en zooals ze zijn net zoo als ze wezen konden indien zij anders waren, Doet men dat niet, dan komt de som verkeerd uit. Niettemin, we behoeven niet op te treden als gelijkheids-apos telen om als minimum van ver langen seen menschwaardig be staan" voor allen uit te spreken en de vraag te stellen, wat ge schieden kan en moet om tot dien begeerlijken toestand te geraken. Laat overvloed en weelde gerust op zijn plaats en hopen we, dat wie ze deelachtig mogen zijn, bij toeneming dat voor recht zóó zullen aanwenden, dat ook de ge meenschap er wel bij vaart; het is alles behalve waarschijnlijk, dat een samenleving gebaseerd op het beginsel van middenmaat voor allen, kracht genoeg zou be zitten om zich tot hooger op te werken wat toch het doel moet blijven. Zorgelijke toestanden in de centrale rgken. Tijdens de voedingsdebatten in den Duitscben Rijksdag heeft minister Von Waldow verklaard, dat er vleescb- looze weken ingevoerd zullen worden, voorloopig in het tijdvak van 1 Aug. lot 31 Oct. Von Waldow erkende, dat de toestand niet tooskleurig was. Het broodgraan is niet toereikend, met de aardappelen komt men evenmin toe en ook in andere opzichten is de toestand, vooral in de steden en de industrie-centra, zorgelijk. Wel ver wachtte Von Waldow een «middel- matigen'* oogst, doch hij moester bij voegen, dat op de onzekere factoren, Roemenië en de Oekraine, niet te rekenen zou zijn. Er kwam nogal wat critiek op het onder deze omstandigheden verstrek ken van graan aan Oostenrijk. Een der socialisten vroeg, of men soms wilde probeeren, hoe ver men wel met het volk kon gaan en bij noemde de voedingstoestanden ondraaglijk. Elke dag, zeide hij, dat de oorlog langer duurt, verwijdert ons maanden van den tijd, waarin het volk zich weer zijn genoegen zal kunnen eten. Een onafhankelijke socialist kwam er tegen op, dat bij de stakingsbe weging in Neurenberg soldaten met gasmaskers en machinegeweren tegen de stakers waren opgetredenhij voorspelde, dat bet antwoord van bet volk op al deze dingen niet zou uitblijveD. De Vorwarts acht, na Von Waldow's mededeelingen, de hoop, dat het na jaar wat beter toestanden zou bren gen op het gebied der voeding, ver keken en heeft in de surrogaten, die de minster in uitzicht stelde weinig vertrouwen. Men weet, dat het aardappelrant soen in Berlijn verlaagd is tot een pond per week. Een galgenbumorist heeft uitgerekend, dat dat juist vier aardappelen zjjn, waarvan er zeker nog één heelemaal groen, dus oneet baar is. Drie aardappelen in de zeven dagen, hoe kom ik daarmee roud? zucht bjj. Dat minister Von Waldow gelijk bad met geen overdreven verwachtin gen te stellen op de Oekraioe en Roemenië, blijkt wei uit het feit, dat een van de menschen, die naar de Oekraine gezonden zijn om de mogelijkheid van graan uitvoer uit dat land te bestudeeren, tot de conclusie ge komen is, dat men in de eerste twee jaar maar op geen voedingsmiddelen uit de Oekraine moest rekenen. En de Roemeensche staatsman Take Jo- nescu, die pas door de centrale rijken is gereisd, vertelde, dat de Roemeensche graanoogst dit jaar slecht is en dat ook de oogstvooruitziebten in Bulgarije niet mooi zijo. Bij dat alles komt een nieuwe ramp: in Oostenrjjk schijnt een groote mis lukking van den oogst te dreigen tengevolge van bet ongunstige weer. Het regent bij stroomen, al dagen lang. Van de warme dagen, dio maar niet komen willeo, schrijft een Oosten- rijksch blad, hangt het lot van onzen oogst af. En toen hetzelfde blad den volgenden dag weer wat over het weer en den oogst wilde zeggen, haalde de censuur er een schrap door. De regen heeft in bet Salzkammergut zelfs overstroomingen veroorzaakt. O.a. staat de stad Salzburg, waar juist de besprekingen over de econo mische aansluiting tusschen Duitsch- land en de Donau-monarchie zouden beginnen, onder water. In Dalmatië woedeD sneeuwstormen. In Podhum is zelfs een boer doodgevroren. De Raad der Gemeente Amersfoort vergaderde Woensdag 10 Juli des na middags tan 2 uren. Voorzitter de Burgemeester. Afwezig de beeren Jorissen en Van der Wal. De notulen der vorige vergadering worden onveranderd vastgesteld. Hierna komen aan de orde de vol gende ingekomen stukken en mede deelingen. Missive van den Minister van Binnenl. Zaken, dd. 8 Juli 1918 No. 9803 Afd. V.A. ten gelelde van een afschnft van het Kon. Besluit van 19 Juni 1918, No. 29 waaruit blijkt, dat aan dfeze ge meente een voorschot uit 's Rijks kas wordt verleend van hoogstens FE'CJ'IX-.XuETOISr. 23) »Dal is onmogelijk ,<s »Die onmogelijkheid is mij niet duidelijk, tenzij er on.wil mede ver bloemd wordt» sIk beken het, ik ben verdergegaan dan ik moest. Jonkvrouw van Terlindeu heeft een diepen indruk op mijn hart gemaakt. Ik verloor uit het oog niet bevoegd te zijn haar met dien indruk bekend te maken. De vrouw, die ons zooeven verlaten heeft, bezit werkelijk rechten op mij: zij is wettig aan mij verbondeu »Dan hebt gij u op laaghartige wijze een spel met de gevoelens van een eerbaar meisje veroorloofd,» viel George uit, zicb niet langer kunnende weer houden zijn gramschap te toonen. »Gij beleedigt mij, mijnheer,» zeide Filip, bij wien bet bloed ook begon te koken. »Ik verzoek u, uw gezegde in te trekken I» >lk heb mijne meening rondweg gezegd, er valt niets in te trekken. Integendeel, ik herbaal dat het laag hartig is, iich als vrij voor te doen, om het hart eener vrouw te winnen.» Het duurde niet lang, of George verliet Filip met de verklaring dat bij zijn getuigen zou afwachten, want daar George zijne kwetsende uitdrukkingen niet had willen terugnemen, had Filip hem ter veraotwoording uitgedaagd. Filip stelde een telegram op aan zjjn neef Gerard, met bet verzoek, dadelijk tot hem te komeD. Deze voldeed daar aan. Filip deelde bera mede, wat de zaak was. Gerard beschouwde het tweegevecht als een groote dwaasheid en stelde zich voor, het verschil in der minne met Jhr. George van Terlinden te trachten in orde te brengen. Filip had eerst niet willen toegeven; de heer van Terlinden had hem be- leedigende woorden toegevoegd, en daar hij ze niet had willen intrekken had bij hem uitgedaagd. Wat zou men nu van hem moeten denken, als bij verontschuldigingen maakte? Gerard betoogde nochtans dat hij verplicht daartoe was. Wat was de oorzaak van Terlinden's beleedigende woorden, anders dan de beleediging te consta- teeren die hij, Filip, freule Clara had aangedaan door baar van liefde te spreken, terwijl bij daartoe als getrouwd man niet gerechtigd was. Eindelijk erkende hij in zijn onrecht te zijn, maar toch was hij bevreesd dat men hem gebrek aan moed zou toedichten. Het kostte Geraid dan ook groote moeite de machtiging van hem te ver krijgen, de betuiging van zijn leed wezen wegens zijn gehouden gedrag, aan Jonkvrouw Clara van Terlinden, door haar broeder te doen overbrengen. Gerard begaf zich nu bij den heer van Terlinden. Ter vermijding van de openbaarheid van een tweegevecht en de aanleiding daartoe verbonden, nam Jbr. George, in bet belaDg van zijn zuster, wier naam er bij genoemd zou geworden zijn, genoegen met Filip's betuiging van leedwezen wegens zijn gedrag hem door Gerard Oudsteen overgebracht. De zaak was hiermede uit, doch zooals van zelf spreekt, kwam Filip niet meer in gezelschappen waar hij freule van Terlinden ontmoeten kon. Trouwens ging bij niet meer uit, daar hem in 't algemeen de lust daartoe ontbrak. De omgang van Filip en Clara bad echter te veel de aandacht getrokken, dan dat men bet niet zou opvallen, toen er eensklaps een einde aan kwam. De gevolgtrekking was dan ook, dat zij zijn aanzoek van de band had ge wezen, hetgeen wel de beste uitlegging was, die meu er voor haar aan geven kon, maar die haar den naam van eene coquette gaf, daar men waargenomen had, dat zij er verre af was geweest bem te ontmoedigen. Clara was zeer ternedergeslagen, toen baar broeder den afloop van zijn bezoek mededeelde. Zij had niet kunnen denken dat Filip niet vrij was bare band te vrageD. Zij betreurde die om standigheid diep, want al besefte zij, dat hij hare liefde niet waardig was, kon zjj het hart dat zjj hem eenmaal geschonken had, niet terugnemen. De wereld bood baar nu geen genoegen meer aan, en wanneer zij het gevoeglijk doen kon, sloeg zij de uitnoodigingen die haar gemaakt werden van de band. XI. SAARTJE. Wij zijn den tijd vooruitgeloopen, en moeten nu terugkomen op bet oogenblik, dat Saarije het huis verliet, 'pm bij de vrouw van Zomer raad te vragen. Daar deze niets anders wist dan baar te zeggen dat zij maar tot bedaren moest komen, besloot Saartje hare moeder te gaan raadplegen, het welk zij de Zomers mededeelde en waaraan zij gevolg gaf. Toen het etensuur daar was, en Saartje niet thuis was gekomen, begaf Filip zich naar bet huis van Zomer, waar hij, bare intimiteit met die bloed verwanten in aanmerking nemende, baar meende te zullen vinden. Daar vernam hij dat zij naar Utrecht was gegaan. Te ontstemd om eene plaats aan zijn ouders middagdisch te gaan innemen ook had hij geen eetlust keerde bij huiswaarts, waar bij zich werkeloos in een stoel nederzette. Wee moedig ging bij zijn verleden na. Op geruimd en tevreden, door zijn ouders en zusters bemiud, had hij steeds ge-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1918 | | pagina 1