NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor do Provincie Utrecht.
GOEDHARTIGHEID.
EENE MESAILLIANCE.
jSo. 59
Zaterdag 7 September 1918.
47e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EK ZATERDAG.
DE OORLOG.
BINNENLAND.
^EXJ-IIJ3L,ET02Sr.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.
Franco, per post door liet geheele Rijk 1.15.
Afzonderlijke Nummers 5 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Vrijdag.
Tijdelijk slechte Zaterdags.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Bureau: Langestraat 77. Telephoonu. 69.
ADVERT ENT1ËN:
Van 16 regels 0.90_; iedere regel meer 15 Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Goed is alleen datgene, wat
werkelijk nuttig is. Op het zedelijk
leven toegepastwat dienen kan
om de menschen een, of tien,
of duizend, het doet er niet toe
gelukkiger, dat is beter te maken.
En dan moeten wij er vooreerst
op wijzen, dat onder den naam van
goedhartigheid veel doorgaat, dat
wezentlijk die eer niet waard is.
Reeds het alledaagsche spraak
gebruik erkent zulks; als van
iemand wordt gezegd, dat hij seen
goeje man< is, dan beteekent het
niet altijd een lofspraak.
Van de vele speculaties, waarop
in de gewone samenleving de men
schen zich toeleggen, is die op de
goedhartigheid, op het medelijden,
op de hulpvaardigheid, niet de
minst bekende. De couranten geven
dagelijks voorbeelden ter waar
schuwing en bovendien zijn er nog
een massa, die niet binnen het
bereik der publiciteit vallen. Be
proef maar eens, in welk gezel
schap ook het onderwerp ter sprake
te brengenonmiddellijk weet
iedereen te verhalen, hoe dikwerf
hij is «beetgenomen# op een ma
nier, die hem vrijwaart van de
beschuldiging ser als een on-
noozele# te zijn ingeloopen. Groot
is de vindingrijkheid der velen, die
op uw beurs azenen nu kunt ge
wel aan het gevaar ontkomen, door
als vasten stelregel aan te nemen,
dat ge nooit verzoeken om hulp
inwilligt, maar dat is toch
eigenlijk een paardenmiddel en
zeker niet geschikt om uw goed
hartigheid te doen uitkomen.
Wordt hulp gevraagd door men
schen, met wier omstandigheden
wij bekend zijn, en van wie wij
dus weten, dat onze handreiking
voor hen een behoefte is dan
is de zaak gemakkelijk genoeg, en
het komt er maar op aan te be
palen, wat hun het meest dienstig
is. Dan spreekt de stem der broeder
schap en haar hebben wij eenvoudig
gehoor te verleenen. De vraag be
hoeft dan niet eens gesteld te wor
den, of er misschien eigen schuld
in het spel komt; alleen hebben
wij te overwegen, of het niet
mogelijk is, de stoffelijke hulp te
verbinden met een bijstand, die
verheffend werkt en een terug
zinken voorkomt.
Want dat moet op den voorgrond,
dat de echte goedhartigheid ook
verstandig is en nadenkt bij
hetgeen zij doet. Dat is een eisch
der billijkheid. Onze krachten zijn
beperkt, en tot hulp onzer mede-
menschen kunnen wij slechts bin
nen die grenzen bijdragen. Het is
dus zaak, als wij inderdaad er naar
streven goed te zijn, met die
krachten te woekeren, er zooveel
mogelijk voordeel mede te behalen
als mogelijk is. Een slecht bestede
gave is weggeworpen en ontneemt
iets aan het deel, dat hun toekomt,
wien hulp tot steun kan verstrekken.
Daarom ook is een weigering
niet altijd een bewijs van hardheid;
dikwijls is zij plicht. Als een be
drieger gemakkelijk dupes maakt,
wordt hij nog slechter; zijn succes
maakt hem overmoedig en hij zal
zijn aanslagen vermenigvuldigen.
Algemeen zal het wel als een
dwaasheid worden beschouwd,
wanneer men, zonder te kunnen
zwemmen, in snel stroomend water
springt om er een drenkeling uit
te halen. Vooreerst helpt het nie
mendal en ten tweede bemoeilijkt
men daarmede de pogingen van
hen, die wel kunnen redden. Dat
is een onberedeneerd zwichten voor
een aandoening, die niet onder
controle van het verstand staat,
Even onpractisch is het voldoen
aan elk verzoek om hulp, zonder
te weten, of althans te vermoeden,
dat men er goed mede doet.
Indien het eenigszins mogelijk
is, late men een onderzoek vooraf
gaan. Kan hetgeen de man vertelt,
die uw hulp inriep, waar zijn?
Spant hij uw goedhartigheid geen
strikken?
Maar het is juist dat onderzoek,
waartoe men zich veelal geen
moeite wil geven. Het vereischt
tijd, het vereischt werkzaamheid
en ook ernst. We zien tegen dien
omslag op en laten het dus van
de stemming van het oogenblik
afhangen, of wij zullen weigeren of
toegeven. Dat is niet in orde.
Ook mochten wij het kleine kapi
taaltje aan goedhartigheid, in welks
bezit wij ons verheugen, wel wat
meer rentegevend trachten te maken
door al die betrekkelijk geringe
sommetjes bij elkaar te leggen. Wij
moeten naar meer samenwerking
streven, ook op dat gebied. Met
raad elkander voorlichten, met de
daad elkander bijspringen, als dat
meer gedaan werd dan zou, waar
hulp noodig is, deze op meer af
doende wijze kunnen worden ver
leend, waar zij ten onrechte
wordt ingeroepen, met meer grond
van zekerheid een afwijzende be
schikking zijn te nemen. Er zou
ook beter tegen bedrog worden
gewaakt.
Goedhartigheid is een kostelijke
plant, maar wij moeten haar met
zorg aankweeken, opdat zij niet
verbastere.
Twee vereenigingen voor een
Volkerenbond in Engeland.
Begin Juli is in de Nedeilandsche
pers melding gemaakt van de oprich
ting van een vereeniging voor den
Volkerenbond in Engeland. Met eenige
verwondering werd van dit bericht
kennis genomen duor hen, aan wie
bekend was, dat reeds sinds geruimen
tijd in Engeland een dergelijke ver
eeniging bestaat n.l. de «League of
Nations Society#, een vereeniging, dio
krachtige propaganda voor het denk
beeld van den Volkerenbond voert,
sinds 1 Januari 1918 een maandeljjksch
blaadje uitgeeft en waarin tal van in
vloedrijke Engelschen medewerken,
zooals Lord Sbaw of Dunfermline, die
voorzitter der vereeniging is, Sir W. II.
Dickinson, N.P., die voorzitter is van
het Hoofdbestuur en verder o.a. G.
Dowes Dickinson, Lord Parmoor, Ray
mond Unwin, Aneunin Williams, N.P.
L. S. Woolf.
De «Nederlandsche Anti-Oorlog
Raad# verneemt thans van het Bestuur
van deze vereeniging, dat inderdaad
kort geleden een nieuwe vereeniging
voor den Volkerenbond in Engeland is
opgericht, genaamd «The League of
Free Nations Associations.#
De reden van de oprichting van deze
tweede vereeniging is deze, dat de oude
vereeniging geen partij beeft gekozen
in de vraag, of het wenschelijk is reeds
thans een aanvang te maken met de
oprichting van den Volkerenbond, voor-
loopig uitsluitend onder de Geallieerden.
Het is bekend, dal de voorstanders van
den Volkerenbond in Engeland zoowel
als in Frankiijk en Italië verdeeld zijn
ten aanzien van deze vraag. Sommigen
bepleiten met aandrang, dat de Ge
allieerden reeds nu onder elkander een
Volkerenbond moeten vormen, waartoe
dan de Centrale Mogendheden, wan
neer zij daartoe bereid zijn, kunnen
toetreden. Deze partij is van oordeel,
dat van de oprichting van een derge-
lijken Volkerenbond van de Geallieer
den een zoo groote moteele kracht zou
uitgaan, dat dit ten gevolge zal hebben,
dat ook in Duilschlaud de gedachte van
den Volkerenbond meer ingang zal
vinden en dat de Geallieerden door
aldus te bandelen bet einde van den
oorlog zulleo bespoedigen. In Engeland
is deze richting o.a. vertegenwoordigd
door Wells en A. G. Gardiner. Daar
tegenover staan andere even overtuigde
voorstanders van den Volkerenbond
zooals o.a. in Engeland de »Nation«,
die betoogeo, dat men gemakkelijkor
in Duitscbland instemming voor den
Volkerenbond zal verkiijgen, wanneer
Duitscbland van den aanvang af aan
de oprichting deel neemt dan wanneer
men Duitscbland toestaat toe te treden
tot een Volkerenbond, die oorspronke
lijk van de Geallieerden afkomstig is.
De eerste richting van voorstanders
van den Volkerenbond is thans in
Engeland overgegaan tot het vormen
van bovengenoemde «League of Free
Nations Associations#, die nadrukkelijk
de onmiddelijke vorming van een Vol
kerenbond van de Geallieerden in baar
program schrijft.
De secretaris van de oude vereeni
ging, Mr. Aneunin Williams, vei meldt
in zijn schrijven aan het bestuur van
den «N.A.Ü.R.# dat vele leden van de
nieuwe vereeniging ook lid zijn van de
oude vereeniging en dat beide organi
saties op zeer vriendschappelijken voel
tot elkander staan.
De Club der Eenzamen.
Op initiatief van den heer H. J.
Ter Hall van de Neutrale Partij zijn
na eeriige schriftelijke en mondelinge
gedactitenwisseling de Kamerleden
F. Bos, van den Plattelandsbond,
VV. H. De Buisonje, van den Econo-
miscben Bond, L. De Groot, van den
Economischen Bond, H. J. Ter Hall,
van de Neutrale Partij, Abr. Staal-
31)
Zij beweerde echter, dat zij zonder
opzet gehandeld had, zich de zaak
niet te behoeven, noch te willen aan
trekken. De reeds bestaande verkoeling
tusscben de eebtgenooten nam na die
gebeurtenis nog toe, daar aan den
eenen kant Saarlje er Filip een grief
van maakte, er baar de schuld van
te geven, en aan den anderen kant
niet kon vergeten, dat haar gebrek
aan beschaving een menscbenleven
had gekost.
Dat sinds bet ODgeval Filip geen
lust meer bad naar den schouwburg
te gaan is liebt te begrijpen, maar
daar Saartje dien tegenzin geenszins
deelde, was hij genoodzaakt geen
geldige reden tot weigering hebbende
voort te gaan aldaar te verscbijneu.
Onwillekeurig kwam er bij Filip een
zeker leedwezen op, dat er eene ver
zoening tusscbon bem en Saartje plaats
had gebad en de scheiding van tafel en
bed, niet, in plaats van opgeheven te
zijn geworden, in eene definitieve ont
binding van 't huwelijk overgegaan
was. Clara was thans vrij, en dat zij
hem genegen gebleven was, leed bij
hem geen twijfel. Maar wat baatte
bet, of bare maatschappelijke positie
veranderd was als de zijne dezelfde
bleef!
Clara kwam het beeld van Filip niet
minder dikwijls voor den geest; want
hoezeer zij ook bet noodlottig einde
van baar man betreurde, was de ge
negenheid die zij hem toegedragen had
niet van een aard, dat baar hart,
tegelijk met zijD lijk, in 't graf neer
gedaald zou zijn. Met ernst bad zij de
taak opgenomen, die haar als echt-
genoote aangewezen was, met geduld
en toewijding had zij bem ter zijde
gestaan en verpleegd tot op het oogen
blik dat de laatste zucht door hem
geslaakt was. Zij bad trouw baar plicht
vervuld en achtte het nu niet onge
oorloofd meer, aan een ander dan den
overledene te denken. In baar barl bad
Filip reeds sinds lang vergiffenis ge
vonden, en ware bet dat hij over zijne
band bad kunnen beschikken, dan bad
zij die vergillenis bekrachtigd door die
band van bem aan te nemen.
Van beide kanten alzoo nuttelooze
verzuchtingen. Clara zoebt afleiding in
het beoefenen eener met verstand toe
gepaste pbilantropie, terwijl Filip zich
in hel onvermijdelijke trachtte te
schikken, en zich geheel aan de be
hartiging van zijne handelszaken
wijdde; niet dat bij voor zicbzelven
zoo op geld gesteld was, maar behalve
dat hij meende eene betrekkelijke rust
in zijn buis te kunoen koopen, door
bet toegeven aan Saartje's begeerten,
voor zoo verre die met geld te voldoen
waren, lag er een prikkel voor zijn
arbeid, in het vooruitzicht zijn kind of
kinderen in staat van geldelijke wel
vaart te kunnen achterlaten. Voor 't
eerst was er namelijk gegrond vooruit
zicht, dat hij binnenkort de vader
vreugde zou kunnen smaken.
Evenals baar geloofsgenooten noem
de Saartje kinderen een zegen des
Heeren, en beschouwde zij de kinder-
looze gehuwde vrouw uit dien hoofde
als een misdeelde, waarop moeders
met medelijden, zoo al niet met zekere
minachting nederzien. Zij was dan ook
met het vooruitzicht zeer ingenomen.
Maar de aan dien toestand eigene
prikkelbaarheid bleef niet achter, dat
baar in den omgang moeilijker dan
ooit maakte en soms begeerten bij
haar opwekte, die Filip met den besten
wil en met de grootste geldelijke op
offeringen niet in staat was te be
vredigen. Die onbevredigdheid maakte
haar ontevreden, de ontevredenheid
boos en de toorn bad een ongunstige
uitwerking op haar gestel, en wel met
zulk een gevolg, dat ongeveer twee
maanden voor het berekende tijdstip
bet verwachte oogenblik aanbrak en
zij het leven aan een dochtertje schonk.
XIV.
WEDUWNAAR.
Het kind was natuurlijk uitermate
teer, maar het droeg alle kenteekenen
om met voldoende zorg waaraan
het niet ontbreken zou in 't leven
behouden te kunnen worden. Met de
moeder daarentegen was het niet zoo
gunstig gesteld De koorts kwam op,
nam in hevigheid toe en verliet haar
niet voordat de levenskrachten te veel
uitgeput waren om hoop op herstel te
laten. De toestand verergerde van
lieverlede met dat gevolg, dat Saartje
bezweek.
Ditmaal had het moederhart luider
dan het mistrouwen bij de weduwe
Saffier gesproken. Zij had hare zaak
aan een vreemde overgelaten, en post
aan het ziekbed van hare dochter ge
vat. Dat bare droefheid zich in luid
ruchtige jammerklachten uitte, zullen
wij wel niet behoeven te vermelden.
De weduwe, zoomode de Zomers
behoorden tot de Israëlieten, die, zooals
men dat noemt, de wet niet houden.
Daarin ligt nochtans niet opgesloten
dat zij hun geloof afgezworen zouden
hebben. Aangezien Saarlje geen gevolg
had gegeven aan haar voornemen zich
te laten doopen voornemen, dat zij
trouwens alleen had gehad om het in
der minne verkrijgen van van Hermelo's
consent te bevorderen stonden hare
moeder en bare bloedverwanten er op,
dat de begrafenis naar Joodsch gebruik
plaats hebben zou. Filip verzette er
zich niet tegen, zoodat bet lijk van
Saartje op Israëlitische wijze te Muider-
berg begraven we^d.