HIEUW E Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. VERWAANDHEID. f65.-. No. 20 Zaterdag 8 Mei 1926. 49e jaargang. ÏERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG DBJCKHOFF VANAF BINNENLAND. FEUILLETON. UIT LANG VERVLOGEN DAGEN. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1. Franco per post door het geheele Rijk 1.15. Afzonderlijke Nummers 5 Cent. Ingezonden stnkken in te zenden uiterlijk Vrijdag. Tijdelijk slechts Zaterdags. Uitgever G. J. SLOTHOUWER BureauLangestraat 77. Telephoonn. It. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.90; iedere regel meer 15 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Allen zullen ongetwijfeld toe stemmen dat het zeer wenschelijk ware van verwaandheid en eigen wijsheid genezen te worden. Dagelijks zien wij daardoor zoo- velen in het ongeluk storten, dat wij de mogelijkheid wel moeten erkennen, dat het ons ook zoo zou gaan. Maar wat kunnen wij daar aan doen? Weinig of niets, zal men antwoorden. Van dwalingen welke op waan en inbeelding be rusten kan geen redeneering ons bevrijdenimmers wij zijn over tuigd, dat onze slotsom omtrent eigen voortreffelijkheid zoo ge grond, zoo zuiver logisch is als de beste gevolgtrekking maar zijn kan. Voorbeelden van anderen baten evenmin, want de grond dwaling van den verwaande is juist, dat deze voorbeelden ge lukkig voor bem geen beteekenis hebben; hij zal hartelijk hopen dat deze of die daaraan eens een lesje moge nemen en van zijn waanwijsheid genezen worden, maar de gedachte komt niet bij hem op, dat hij zelf er even veel voordeel van zou kunnen hebben. Dit is juist het wanhopige dezer kwaal, dat de patiënt zelf zich volkomen gezond waant. Alleen liet leven en de levens ervaring kunnen hier genezend werken. Allergezegendst is het wanneer men, als waarschuwing niet baten wil, de verwaanden maar rustig hun eigen hoofd laat volgen, tot zij zichzelf in het ongeluk helpen. En ook dan nog moet men niet te haastig zijn met hun de reddende hand toe te steken. Neen, kan men er wat aan doen om er den waanwijze te laten inloopen, men late zich door geen overgevoelige goed hartigheid daarvan terughouden. De knak voor zijn hoogmoed, de ervaring van voorwerp te zijn van minachtenden spot, is voor den waanwijze veel erger straf dan welk stoffelijk nadeel ook. Deze pijnlijke kuur is de eenige welke hier genezing brengen kan. Doch dan komt het er op aan den kranke voor nieuwe instorting te behoeden, ons zelf te bewaren voor nieuwe aanvallen van de ziekte, die ons zoo bitter lijden deed. Wij moeten die ervaringen niet, gelijk al wat akelig is, zoo gauw mogelijk trachten te ver geten, maar den indruk ervan levendig houden en ons oefenen in eenvoud en natuurlijkheid. |Cr zijn drie nederige dingen waarin wij ons allen oefenen kunnen en moetenbescheiden spreken, on bevooroordeeld hooren, vlijtig ieeren. Laat ons met bescheidenheid spreken. Het is wel wenschelijk en goed dat wij onze bepaalde meening hebben en ook dat wij daarvoor durven uitkomen. Ons allen werd oordeel des onder scheids gegeven, op dat wij naai de mate van ons oordeel zouden onderscheiden tusschen goed en VIESTRAAT HOEK "i^BPUG PRIMA KLEERMAKERSWERK kwaad, tusschen waarheid en dwaling. Doch ons oordeel is de waarheid nog niet en ook bet beste verstand zal nog niet alles verstaan. Nooit mogen wij ver geten, dat wat wij meenen te weten misschien iets dichter aan de waarheid is dan wat men vroeger wist, doch ook niet meer dan dit, en dat wij allen reeds genoeg ervaring hebben van een gebrekkig inzicht, van velerlei misverstai d ook aan onze zijde, om liet geloof in eigen onfeilbaar- baarheid reeds lang te hebben opgegeven. Spreken wij ons ge voelen uit in eenvoud en oprecht heid, met warmte en overtuiging, maar laat ons altijd bereid blijven liet te geven voor beter. En dan alleen kunnen wij on bevooroordeeld hooren. Slechts al te dikwijls maken wij onze over tuiging op, evenals onze kas, waarvan wij de rekening afsluiten, zoodra zij goed uitkomt. Onge lukkig echter, hebben wij hier niet als bij getallen met vaststaande grootheden te doen en laat zich dus deze rekening nimmer af sluiten. Terwijl wij vroeger meen den dat zij van alle kanten goed uitkwam, merken wij soms later iets op, komt ons soms later iets tot helderheid, dat weer een streep door de geheele rekening haalt. Alleen zij ondervinden dat nooit, die niet denken, maar aan het eenmaal vastgestelde zich houden met een onverzettelijkheid, een betere zaak waardig. Zoo wij ons in de kunst van onbevooroordeeld hooren oefenen, dan zullen wij dikwijls bedenkingen vernemen, welke ons nieuwe stof geven tot nadenken en onderzoek en zullen wij de bezwaren van anderen beter ieeren begrijpen en daar door tevens zeiven ieeren. Het schijnt misschien wel hard weder leerling te worden op het oogenbiik waar op men zich meester droomde en voor meester speelde. En toch, hoe ijveriger wij Ieeren, aan hoe strenger onder zoek wij onze wijsheid telkens onderwerpen, te meer zullen wij worden genezen van eigenwijsheid en verwaandheid met al haar treurige gevolgen. H. M. de Koningin, Z. K. H. Prins Hendrik en H. K. H. Prinses Juliana lijn Dinsdagmiddag met gevolg per trein van 3.29, waarachter de Ko ninklijke Salonwagen was aangehaakt, te Apeldoorn aangekomen. In de Koninklijke wachtkamer werd het Koninklijk Gezin ontvangen en verwelkomd door den burgemeester van Apeldoorn, mr W. Roosmale Nepveu. Het Vorstelijk Gezin, dat wandelend van het tweede perron in de Ko ninklijke wachtkamer was gekomen, begaf Zich per auto naar het Paleis Het Loo, luide toegejuicht door een zeer talrijk publiek, dat zich op het Stationsplein had verzameld. Een gestoorde maaltijd. Zoudt ge meenen, dat ik de geboortestad van mijn grootmoeder in handen der Geuzen laten zou? vroeg een Spaansch krijgsman in generaalsuniform gekleed aan enkele om hem heen staande officieren, die lid waren van zijn staf. De generaal zag er nog jeugdig uit en onder de hem omringende stafofficieren waren er velen, wier grijze haren duidelijk aantoonden, dat ze heel wat zomers met hun aanvoerder verschilden. De generaal was van middelmatige lengte, in zijn houding lag iets van trots en over zijn geheele persoonlijkheid ligt iets vorstelijks. Zijn zwarte, kort af gesneden haren staan borstelig over eind. Zijn voorhoofd is hoog en smal. Onder zijn donkere wenkbrauwen glinsteren twee doordringende, diep bruine oogen. Hij heeft fijn gevormde gelaats trekken en zijn kin is getooid met een zwarten puntbaard, terwijl een zwarte snor zijn bovenlip versiert. Een hooge, fijn kanten Spaansche kraag omsluit zijn stoeren nek, op zijn borst hangt de ridderorde van het Gulden Vlies en de kostbare wapenrusting toont u duidelijk, dat het geen gewoon krijgsman is, die daar te midden zijner stafofficieren staande, de woorden uitte, die aan het begin van ons verhaal staan. Het is Alexander Farnese, hertog van Parma, de zoon der landvoogdes Margaretha van Parma en Philips van Savoye, de kleinzoon van Karei en Margaretha Van Geest, de man, die door Philips II, koning van Spanje, uitverkoren was om naar Nederland te gaan, teneinde aldaar de orde te herstellen. Een taak, waarin een Alva, een Don Juan de Requesens gefaald had den. Hij had te doen, waar dezen niet toe bij machte geweest waren. En inderdaad was ditmaal Philips' keus op geen onwaardige gevallen. Nauwelijks stond hij aan bet hoofd der Spaansche legerscharen of de staten dezer gewesten waren in de gelegenheid de groote krijgsmans talenten van Parma te bewonderen, daar hij de onder de heeren Staten dienende legers bij Gemblours ver sloeg. Reeds menige stad in de zuidelijke Nederlanden was daarna door hem genomen en reeds verder rukkend had hij thans het beleg rond Ouden aarde geslagen. De eerste zomerstralen in den lente tijd vielen op de beemden en akkers rond de stad en fel weerkaatsten ze op de blinkende harnassen en be vederde helmetten der Spaansche soldenieren of op de dof metalen maliënkolders der Italiaansche huur troepen. Hoe nauw Parma echter ook de stad omsingeld had en hoezeer de schanskorven en bastiljons, die hij rond de veste had laten aanbrengen, aantoonden dat hij aan geen heen gaan dacht, voordat ook Oudenaarde in zijn handen gevallen was, toch waren de inwoners der stad vast be sloten de veste niet dan tot den duursten prijs te verkoopen. Herhaaldelijk deden ze onverwachte uitvallen en verrasten den niets ver moedenden veroveraar. Vaak brachten ze hem niet onaanzienlijke verliezen toe, voerden meer dan eens bloedige schermutselingen met de Spaansche voorposten. Ook veel buit viel den inwoners bij die gelegenheden in handen. En nauw rukten de Span jolen ten tegenaanval op of de burgers snelden weer naar de stadsmuren toe en verdwenen achter de bescher ming en beschutting verleenende zware poortdeuren, hun buit met zich voerende. Parma liet zich hierdoor echter niet ontmoedigen. Persoonlijk deelde hij zijn bevelen uit hij het aanleggen van nieuwe schansen en loopgraven. Zelf werkte hij dikwijls, spade of houweel hanteerend mede om de schansgravers door eigen voorbeeld aan te moedigen. Bij stormaanvallen was hij steeds een der voorsten. Door zijn grooten moed bezielde hij de zijnen en meester lijk verstond hij de kunst zijn ge trouwen nauw aan zich te binden, door hen een dolk, een pluim, een lint of een juweel te schenken, dat hij van zijn borst nam. De rnaand Juni brak aan en het had er veel van, dat de Oudenaar- ders uitgeput begonnen te geraken. Wel bestookten zij van hun wallen nog steeds hevig de Spanjaarden, die hun bolwerken steeds dichter bij de stadswallen opwierpen, maar meer en meer gingen er in de veste zelf stemmen op om toch een verdrag te sluiten met den overmachtigen be legeraar. Vlak onder de wallen der stad waren de Spanjaarden bezig een nieuwe batterij in stelling te brengen en Parma zelf was daar ter plaatse om zijn bevelen te geven. Op gerin gen afstand van daar had hij zijn maal laten bereiden om ook tijdens den maaltijd het oog te kunnen hou den op den arbeid. Tevergeefs tracht ten zijn officieren hem te bewegen toch eerst zich door een goed maal te sterken. Hij weigerde er gehoor aan te geven. Eindelijk was de batterij gereed. Het daar opgestelde stuk zvyaar geschut bestreek een der zwakste punten van de Schelde-vesting. Nu was de tijd aangebroken om wat te eten. Een paar trommels naast elkander gezet en door een sneeuwwit linnen gedekt, vormden de tafel, waaraan de bloem van Parma's officieren en hijzelf zich zouden nederzetten. Nauwelijks was de maaltijd echter aangevangen, of een kogel, door een der op de wallen van Oudenaarde staande kanonnen afgeschoten om den hertog goeden eetlust te wenschen, vliegt over den primitieven disch heen en neemt het hoofd weg van een der aanzittenden, een nog jeugdig Waalsch bevelhebber. Allen ontroerden ten zeerste, slechts Parma bewaarde zijn kalmte. Breng den armen jonkman weg 1 beval hij. Het doet mij leed voor hem. Gisteren nog verzocht hij mij bij den op morgen vastgestelden storm voor aan geplaatst te mogen worden. Er gaat in hem een held verloren! Daarna ging hij voort met eten en de overige gasten volgden, hoewel huiverend en aarzelend zijn voorbeeld, nauwelijks acht slaande op een ander hunner, die zich weg liet brengen, daar een gedeelte van den schedel van den ongelukkigen Waalschen bevelhebber in zijn gelaat gesprongen was en hem de oogen uit het hoofd geslagen had. Enkele oogenblikken later vloog een tweede kogel over de tafel. Een Duitsch hopman en de advocaat- generaal vielen doodelijk getroffen neer en hun nog warme, roode bloed besmeerde het smetteloos linnen, waarmede de velddisch gedekt was. Bleek en ontzet rezen de gasten op. Ze hadden geen zin onder der gelijke gevaarvolle omstandigheden hun maal voort te zetten. Slechts Parma bleef zitten en gaf opnieuw order de lijken weg te brengen. Zet u, mijne heerenDit is het lot van den krijg. U begrijpt toch wel, dat ik den muiters van Oudenaarde den roem niet gun, dat zij mij van tafel gejaagd hebben, omdat ze het zitten eraan gevaarlijk maken Weer konden de gasten niets anders doen dan gaan zitten. Verder verliep de maaltijd ongestoord. 5 Juli gaven de burgers hun stad over. Voor dertig duizend kronen kochten ze de plundering af en in de stad werd niet gemoord en ge brandschat. Zou het de nagedachtenis van Parma's grootmoeder geweest zijn, die de stad hiervoor vrijwaarde?

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 1