NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. I Ingezonden. So. 21. Zaterdag 15 Mei 1920. 49e jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG HUISELIJKHEID. BINNENLAND. FEUILLETON. WAT HET HEM KOSTTE OM ZIJN VERLOOFDE KWIJT TE RAKEN. Amersfoortsche Courant. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1. Franco per post door het geheele Rijk 1.15. Afzonderlijke Nummers 5 Cent. Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Vrijdag. Tijdelijk slechts Zaterdags. Uitgever G. J. SLOTHOUWER Bureau: Langestraat 77. Telepbooun. 69. ADVER1ENTIËN: Van 16 regels f 0.90; iedere regel meer 15 Cent. Groote letters en vignetten naar plaatsrnimte. Zou het waar zijn, dat de huise lijkheid, van oudsher geroemd als een echt Hollandsche deugd, op het punt is te verdwijnen Ja, het schijnt dat zij in macht begint af te nemen, dat het huiselijk leven zijn intiem karakter verliest, naar mate, vooral in de groote steden, vreemde zeden zich indringen. Het leven heeft een neiging hoe langer zoo meer van het huis naar de openbare plaatsen over te gaan. Vroeger werd men aangesproken met een »Zijt ge thuis vanavond?" Heden hoort men meer zeggen »Waar kan ik u vinden vanavond?® Gelukkig ook reeds om die reden wie buiten woont. Het is voor hem heel wat minder moeilijk om de zijnen niet met den stroom mee te doen gaan er zelf zich voor te wachten. Toch, geheel aan dien invloed kunnen vele plattelands bewoners ook niet ontkomen Er is in de tijdsomstandigheden, er is in den heerschenden tijdgeest velerlei dat de huiselijkheid onder mijnt. Er heerscht bijna in alle standen gewaand geldgebrek. Velen zijn ontevreden, zoolang er nog iets is, dat anderen hebben of genieten en zij niet en om zich nu het meest begeerde te" kunnen ver schaffen, moeten zij op iets anders bezuinigen. Daarom wordt de be koring van het tehuis al meer en meer onttakeld. En zoo wordt het denkbeeldig genot van op straat en onder de menschen niet achter te staan in kleeding en pronk duur, veel te duur betaald met het verlies van huiselijk genot. gezellige Voor thuis zijn hebben de mees ten toch geen tijd. De koortsige gejaagdheid om toch maar zooveel geld te verdienen, dat men ook zijn deel machtig worde aan den maaltijd des levens, dat men zich en de zijnen een, gelijk het heet, smenschwaardig® bestaan verze- kere, laat voor huiselijk leven bijna geen tijd over. De kinderen moe ten zoo vroeg mogelijk de deur uit om geld te verdienen. En voor den volwassene is het slaven en zwoegen vooral niet minder. Tijd is immers geld? Daarmee is voor velen alles gezegd en waar blijft zoodoende de rustige, huiselijkheid? De natuurlijke terugwerking nu van zulk een overspannen sloven, waarbij men den arbeid niet lief heeft om zijns zelfs wil maar slechts zoo gauw mogelijk er uithaalt, wat er uit te halen valt, is de behoefte aan ontspanning, aan verstrooiing. Men is nu eenmaal in een gejaagden toestand en zoo vervalt men van de geldkoorts in de genotkoorts. In den kortst mo gelijken tijd moet zooveel mogelijk worden genoten. Verstrooiing! ach, het is een slecht teeken, zoo men dit als het hoogste zoekt, als men zóó bang is om eens met zichzelf alleen, zóó afkeerig van eens met de huisgenooten rustig samen te zijn, dat men alles aangrijpt, wat hen maar aan zichzelf, aan liet alle- daagsche ontrukken kan. Het is onnatuurlijk en ongezond, wanneer men van het genot der onderlinge liefde en vertrouwelijkheid min achtend uitroeptwat hebben we daar nu aan! De tijd zal komen, dat men van heel het leven, hoe rijk ook aan weelde en verstrooi ing datzelfde zeggen zal: wat hebben we daar nu aan Wanneer de harten niet meer kloppen, in wier liefde gelijk men te laat erkent een rein genot te vinden was, dat nooit verveelt. Huiselijkheid kan, weliswaar, worden overdreven. Huiselijkheid moet geen menschenschuwheid worden, een zich op- en afsluiten in eigen kring. Het maakt be krompen en bevooroordeeld, zoo men zich de wrijving van denk beelden onthoudt, waartoe het verkeer met niet huisgenooten ons noodzaakt. Het maakt eenzelvig en enghartig, zoo men steeds al leen voor zich en de zijnen leeft. De samenleving heeft even goed haar rechten als het gezin. Laten wy daarom de deuren van ons huis wijd open zetten en zorgen dat de echte vrienden den weg naar ons huis niet vergeten. Maar bedenken wij hierbij, dat zulk een vriendschappelijk, gastvrij verkeer met de buitenwereld alleen moge lijk is bij huiselijkheid. Niemand zal een goed vriend van vreemden kunnen zijn, die een vreemdeling is voor zijn eigen huisgenooten. Echte, trouwe vriendschap moet allereerst thuis worden geleerd. En omgekeerd, vrienden, die geen lust hebben om bij ons aan huis te komen, zijn de rechten niet. In huiselijkheid schuilt een groote waarde Eerst het samen wonen leert werkelijk samen leven, zoo men het althans als broeder doet, d.w.z. zoo er liefde woont. Nationale Bond tegen Revolutie. Ondergeteekenden bebben alhier een voorloopig comité gevormd voor de afdeeling Amersfoort van de Na tionale Bond tegen Revolutie. Deze Bond is op 14 April jl. te 's-Gravenbage geconstitueerd, na een rondschrijven van een voorloopig comité aldaar, aan alle vrienden van orde, rust en veiligheid in Nederland. Aan dit rondschrijven, aan ver schillendedagbladen ter bekendmaking toegezonden, is het volgende ontleend. Deze Borid zal krachtig front maken, nu het nog tijd is tegen elke revo lutionaire actie onder welken naam en welke leuze ook. Hij zal de Regeering onvoorwaar delijk steunen in het uitoefenen van Haar Gezagook om, zoo noodig, naast de bestaande vrijheid tot staken, eveneens de vrijheid tot arbeiden te verzekeren cn voortaan een terreur van stakers te voorkomen of te be letten bij zal bij voldoende uitbreiding en finantieele capaciteit, door populaire geschriften de massa naar waarheid inlichten, omtrent het doel en de gevolgen van het communisme en bolsjewisme, zooals Rusland dit op den huidigen dag leert. De Nationale Bond tegen Revolutie vereeruge daarom allen die bet Wet tig Gezag willen sieur.en en daardoor Orde, Rust en Veiligheid binnen onze grenzen werischen,gehandhaafd te zien, allen, mannen en vrouwen, zonder onderscheid van rang of stand, van politieke kleur of van godsdienstige gezindte. De Bond zal zijn hoofdzetel hebben te 's-Gravenhage, overal in Nederland zal hij afdeelingerr trachten te stichten. Wij vragen alle personen, vereeni- gingen en organisaties, die hiermede instemmen en de door ons voorge stelde afdeeling van den Bond willen steunen hun naam met adres te zen den bij voorkeur aan eerst onderge- teekende, uiterlijk 22 Mei 1920, ten einde gemeenschappelijk overleg en bandelen mogelijk te maken. Y. A. Snoek, kapitein 5e Regiment Infanterie, Hendrik van Vianden- straat 16. Mevr. Van LelyveldVan der Wyck. Dr. B. Keulen, conrector gymnasium. L. C. Beijnen, oud-ritmeester. A. E. Blok, smid. S. B. Boas, in effecten en assurantiën. F. J. O. Baron van Hardenbroek tot Ammerstol. D. G. Heineman, koopman. Ds. K. den Hollander, hervormd pred. B. lke, groothandelaar. B. Keikhof, spoorwegbeambte. Mejuffrouw H. M. W. Leinweber. P. Ros, voorzitter van verschillende organisaties. Mevrouw SandersHuidekooper. Joh. Schut, firma Klaas Baving. H. W. Stemfert, winkelier. A. Strop, administrateur «Veldwijk*. Mr. A. van Traa, directeur Geldersche Crediet vereen iging. Mr. Dr. M. Tydeman, advocaat en procureur. C. Wijker. oud-Katholiek pastoor. H. M. de Koningin heeft het beschermvrouwschap aanvaard der commissie voor de herdenking der Pelgi ims-Fathers. Een verloving op „Anicrongen". Tijdens het afscheidsdiner, gegeven ter gelegenheid van hot vertrek van ex-Keizer Wilhelm van Ameror.gen, is officieel de verloving bekend ge maakt van Hauptmann Von Ilsemann, 's Keizers vleugeladjudant met gravin De nog jeugdige Meyer bewonderde zijn verloofde. Hij aanbad haar, toen hij heur hand vroeg. Zij was nu vijf jaar geleden inderdaad een schat van een meisje. Door den oorlog was Meyer vier jaar lang van de uitver korene verwijderd geweest en toen hij haar na die scheiding terugvond, zag hij iemand die veel weg had van een leeuw van het Nederlandsche wapen weggeloopen, wier nagels men geknipt heeft. Tijdens den oorlog was het lieve kind buitengewoon vermagerd, ze had veel weg van een stuk oud vergeeld perkament. De blos van weleer was verdwenen en haar oogen schitterden als met een helschen gloed. Helaas, dacht Meyer, als ik haar trouw, laat ik haar maar de gele genheid open om mij af te ranselen (de oorlogkoorts had haar namelijk aangegrepen). Ze is een kop grooter dan ik, dus loop ik alle kans een pak slaag te krijgen als ik iets doe, dat haar niet naar den zin is. Wat een handen heeft ze! Toch kan ik mijn woord niet breken, want ik ben een man van eer. Bovendien maakt ze me stellig van kant als ik niet met haar trouw. De toestand is dus wel zeer kritiek. Waar denk je aan? vroeg De- bora, zoo heette de vroegere schoone. Aan jou, antwoordde Meyer kortaf. Wat dacht je dan wel Dat we weldra in den echt ver bonden zullen zijn. Ja, voor altijd, voegde Debora er aan toe. Inwendig dacht Meyer: Jammer genoeg! Eiken dag kwam Meyer haar het hof maken, niet in een mooi rozen- priëel, maar in een vreeselijk somber benedenhuis, waar Debora met een oude doof-stomme tantesamenwoonde. Eiken dag van vijf tot zeven uur hoorde hij het monster, dat een nacht merrie voor hem geworden was, allerlei plannen voor de toekomst beramen, die hem telkens koude rillingen bezorgden. Op zekeren dag werd hij wanhopig en zag er blijkbaar erg slecht uit. De operatie aan je schedel schijnt een nadeeligen invloed op je gestel uitgeoefend te hebben. Ik vind, dat je er erg slecht uit ziet, soms twijfel ik eraan of je ze wel alle vijf nog bij elkaar hebt. Ik geloof ook dat het zoo is, antwoordde het arme slachtoffer ern stig. Toen Meyer thuis kwam, herin nerde hij zich de woorden van Debora. Eerst slechts vaag, maar telkens weer klonken haar woorden in zijn oor. Het was waar, hij was geopereerd. Hij kreeg een inval. Het is wel niet erg netjes, dacht hij, maar het moet maar. Dat is het eenige middel om mijn eens gegeven woord terug te kunnen nemen. De volgende dagen vond Debora, dat Meyer zienderoogen afnam. Zijn gebaren waren onsamenhangend en verward. Een ongewone glans blonk in zijn oogen. Ben je niet ziek vroeg Debora. Als eenig antwoord ging hij naar den schoorsteenmantel en drukte een kus op het borstbeeld van Napoleon, dat daar te pronk stond. Een goeie kerel die vent! zei Meyer en ging weer zitten, terwijl hij Debora aaide, zeggende: Braaf beest. Hij schijnt mij beet te willen nemen! dacht Dëbora en was erg hartelijk jegens Meyer, al ging het niet erg van harte. Een week later begreep ze, wat er gaande was. Op zekeren dag kwam Meyer erg laat, iets wat zelden of nooit gebeurde. In zijn hand droeg hij twee pakjes, die hij opende. Uit het eene kwam een vergulde karton nen kroon. Voor de edelstezei hij en plaatste het protserige voorwerp op de grijze haren der oude tante, die van schrik flauw viel. Uit het andere kwam een zure ha ring te voorschijn. Voor de waardigsteluidde het en het volgend moment Jiad hij het eigenaardige sieraad in den haardos van Debora bevestigd. Daarna ging hij naar de piano, zette het instrument voor een maho niehouten kast,klauterde daar bovenop en brak in snikken uit. Nou, die mop heeft nu lang genoeg geduurd, mopperde Debora. Zeker, en of! stemde Meyer toe. Geef mij mijn edel strijdros! En van de kast sprong hij naar de lamp die boven de tafel hing. Zoon van den heiligen Lodewijk, stijg ten hemel, riep hij, greep de lamp aan en stortte met lamp en al op den grond. Den volgenden dag bemerkte hij dat Debora er erg zenuwachtig uitzag. Ze stond parmantig bij de deur, maar beefde over al haar leden. Uit zijn zak haalde Meyer een naaidoosje. Je staat me zeker wel toe te naaien, zeide hij, want mijn uitzet moet noodig afkomen. En hij begon aan een flanelletje te peuteren. Debora wankelde. Hij boog zich tot haar over en (luisterde: Je moet eens zien, wat een mooie polsmofjes ik heb gemaakt. Dit gebeurde op een Maandag. Dinsdag daarop volgende was De bora niet thuis, toen Meyer aanbelde Het speet hem, want hij had een hark meegesjouwd. Woensdags kwam hij met een le vensgroot beeld in gips van den een of anderen Griekschen god aanzeulen. Donderdags kreeg hij een briefje van Debora. Ze schreef hem, dat ze niet veel lust had om te trouwen en maar liever alleen bleef. Ik niet! dacht Meyer. En drie maanden later was hij in den echt verbonden met een schattig meisje, nog mooier dan Debora in haar goeden tijd geweest was.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 1