NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
ROBERT LEVY
COSTUUMpKKfN
De consul en zijn pijper.
So. 46
Zaterdag 6 November 1926.
46e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
De kunst, toe te hooren.
MODEMAGAZIJN
LANGESTRAAT 36
ONTVANGEN
LOUIS/KLEIN
FEUILLETON.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.
Franco per post door het geheele Rijk 1.15.
Afzonderlijke Nummers 10 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden niterlgk Vrijdag.
Tijdelijk slechts Zaterdags.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
Rureau: Langestraat 77. Telephoonn. 09.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.90; iedere regel meer 16 Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Toen l'ythagoras in Kroton den
naar hem genoemden Bond stichtte,
legde hij zooals bekend is
hun, die daarin opgenomen wen-
schten te worden, de verplichting
op, te zwijgen. Als leergierige
scholieren hadden zij slechts toe
te luisteren.
Hoe jammer is het, dat met het
verbond van Pythagoras ook het
zwijgend toehooren geheel is te
loor gegaan.
Dat de bijzondere gave te kun
nen toehooren. reeds vroeger hoog
gewaardeerd werd, leert ons de
bijnaam van Willem van Oranje:
de Zwijger. Doch heden schijnt die
kunst geheel en al verloren te zijn
gegaanin concertzaal of opera
bespeurt men ternauwernood er
een spoor meer van.
Sommigen neuriën de melodie
mee; anderen geven hun bewonde
ring of hun ongenoegen lucht.
Overheerlijk! Wonderschoon!
Veel te langzaam; dit is het
tempo niet!
Heeft u dat van Joachim (of
Wieniawsky, of een andere be
roemdheid) gehoord
En dergelijke, gewoonlijk tegen
een achter hen gezeten toehoorder,
geopenbaarde meeningen of vragen
verraden den leek in de kunst van
toehooren.
Dit gebrek merkt men nog meer
in den schouwburg op; bij de
treffendste scènes valt dergelijken
toeschouwers plotseling in, dat zij
zich den vorigen avond kostelijk
geamuseerd hebben, of wel een
andere mededeeling schijnt de vóór
hen gezeten familie bijzonder te
interesseeren. Wordt er onver
wachts door een der tooneelspelers
een »witz" ten beste gegeven, zoo
kan men er op rekenen dat er
gevraagd wordt:
Wat was 't? Wat zeide hy?
En dan moet het worden her
haald.
FANnVSKLgToF 4.75
Niets ter wereld vermindert zotr
zeer in waarde als een geestige
zet, die oververteld wordt!
Tot de klasse van slechte hoor
ders rekent men ook die bezoekers
van schouwburg en concert, die
een hardnekkigen hoest meebren
gen, dien zij toch waarschijnlijk
niet onderweg hebben opgeloopen.
Niemand zal een hond mee in
de comedie brengen maar een
blaffende hoest, waardoor zenuwen
en ooren van weerlooze mede-
menschen worden gefolterd, weer
houdt niemand om publieke ver
makelijkheden te bezoeken.
Dat men er niet aan denkt een
zwaar verkouden mensch te weren,
bewijst alweer hoe weinig de kunst
van toehooren verbreid is, want
ware dit zoo, dan bestond er al
lang een vorm om, ter bescherming
van derden, een hoestenden mede
burger te nopen om verre van
concertzaal, schouwburg of kathe
der in den schoot van zijn gezin
te niezen en te hoesten.
Tot de kunst van toehooren
rekenen wij bovenal het talent,
alles te vermijden, wat den natuur
genoot in het beoefenen van die
kunst kan storen
Er bestaan in dit opzicht vir
tuozen.
Makart was ei eenmaar de
leeken in het toehooren hebben
hem miskend en gezegd, dat hij
geen mond open deed. Zoo heefti
men van hein de anecdote ver
zonnen dat mevr. Gallmayr eens,'
nadat hij een geruimen tijd stom
als een visch naast haar gezeten
had, hem toevoegde
Zwijgen wij nu eens van iets
anders 1
En toch kon Makart veel en
levendig spreken over zijn kunst:
was er echter iemand die hem niet
begreep of met onnutte opmerkin
gen hem in de rede viel, dan ver
zonk hij in een bewondei enswaar-
dig stilzwijgen
Wie aanspraak wil maken op
een aandachtig gehoor, zal dikwerf
zich teleurgesteld vinden. Een
^opmerkzaam" hoorder, die wer
kelijk met inspanning luistert is
even zeldzaam als een echte mops
hond, waarvan het geslacht lang
zamerhand uitsterft.
In de gewone samenleving is
het euvel nog méér doorgedrongen.
Menigeen laat een ander ter
nauwernood één volzin ten einde
brengen, zonder hem met een
banale opmerking in de rede te
vallen.
Neen, zoo was het niet!
Dat is oud nieuws, mannetje!
Maak dat je grootje wijs!
enz.
Deze snedige uitroepen worden
in den regel te pas gebracht vóór
dat hij, die verhaalt, eigenlijk nog
geopenbaard heeft, wat hij wilde
mededeelen.
PIANO'S
VLEUGELS - ORGELS
PIANOLA'S
VOORNAME FABRIKATEN
PrachtvoHe gebruikte jpstrfimenten
tegen lage pqjs. Jacliede garantie
UTRECHTSCHESTRAAT 44
Niet- minder vervelend is de
hoorder, die den verhaler telkens
meent te moeten helpen en zoo
ontstaat een oorverscheurend duet,
waarbij de geschiedenis, die ver
teld wordt, reddeloos verloren
gaat.
Meer onuitstaanbaar nog is de
leek, welke onder de hand begint
te spreken met een ander, omdat
het relaas hem bekend is of geen
belang inboezemt.
Men wane niet, dat het in de
rede vallen van iemand een euvel
is, zooals iedere andere kwaal,
waarvoor men den patient niet
verantwoordelijk kan stellen want
deze zal wel heilig oppassen, iets
dergelijks te doen, wanneer een
hooggeplaatst persoon het woord
tot hem richt. En al mochten diens
woorden ook anti-diluviaansche
grappen behelzen, zoo zal de
hoorder bescheiden glimlachen of,
wanneer hij dit niet eerbiedig acht,
een peinzend stilzwijgen in acht
nemen en voortdurend toeluisteren
met een aandacht, een der diep
zinnigste uitingen der twintigste
eeuw waardig. Met diepen ootmoed
zal hij zich verwijderen, wanneer
een genadige handbeweging hem
daar aanleiding toe geelt, en hier
door bewijst hij, dat hij gewone
menschen onwaardig vindt, om in
zijn tegenwoordigheid den mond
te openen.
Een ware plaag is ook de lastige
toehoorder, die door onnoodige
vragen of uitroepen zijn belang
stelling aan den dag legtallemaal
vragen, die het voorafgaande hem
zou kunnen beantwoorden, wan
neer hij niet met de vraaumanie
beheht was. Een voorbeeld daarvan
is het volgend gesprek, onlangs
afgeluisterd.
Op mijn huwelijksreisje...
Hé, is u getrouwd?
Kwam ik te Verona....
Zoo? Is u in Verona geweest?
Toen wij in het hotel arri
veerden, vond ik een brief van
mijn moeder....
Wat u zegt! Leeft u mama
nog?
Waarin zij tot mijn verrassing
mij meedeelde, dat mijn broeder
onverwachts uit Amerika terug
gekomen was.
Dus heeft u niet geweten?
Tien ja''en was hij aan gene
zijde van den O....
Dus sinds 18-78?
Wie het ongeluk heeft in de
In Rome, in de dagen der republiek
ik weet niet meer in welk jaar
was eertijds een consul, Duilius, die,
als wel meer beeren in dien tijd, de
gewoonte bad 's nachts soms uit te
gaan, zonder altijd te vertellen, waar
hij naar toe ging. Deze consul werd
nu tegen de Carthagers uitgezonden.
Hij vond een machine uit de enter
haken, als ik 't wel heb met be
hulp waarvan hij in een zeeslag een
zoo schitterende overwinning behaalde,
dat hij bij zijn terugkeer naar Rome
op 't aangenaamst onthaal hoopte.
Hij bad zich niet bedrogen; heel
Rome stroomde hem tot voor de poor
ten tegemoet en leidde hem in triomf
naar het Capitool, waar de Senaat
bem wachtte.
Bij zijn komst daar werd bem aan
gekondigd, dat men hem als beloo
ning voor zijn overwinning een onder
scheiding had toegedacht, die bem
zeker ongemeen zou vleienbij zou
namelijk nooit zjjn woning verlaten,
zonder dat een muzikant voor hem
uitging, die onder fluitspel aan de
mpnigte verkondigde, dat de man,
die bem volgde, »de beroemde Duilius,
de overwinnaar der Carthagers* was.
Duilius was, gelijk men wel denken
kan, met die eer zeer ingenomen. Hij
keerde naar zijn woning terug, voor
gegaan door den pijper, die met luider
stemme verkondigde, wie hij was en
wat hij al uitgevoerd had, waarna 'i
volk jubelend schreeuwde: «Leve Dui
lius, Carthago's overwinnaar en Rome's
bevrjjderDe consul was in de wol
ken en verliet, al bad hij ook geen
noodige boodschap, dien dag meer
malen zijn buis, alleen maar om zijn
lof zoo te hooren uitbazuinen.
Zoo ging alles uitmuntend tot den
avond. Nu beminde echter de consul
een schoone. Hij aanbad baar en ver
langde naar haar, doch haar vader
was zijn gezworen vijand en wou niets
van hem weten.
De consul giDg dus in 't bad, maakte
zijn toilet, zalfde zich, en toen zijn
zandlooper 't uur van elven aanwees
maakte bij zich klaar, om heimelijk
zijn paleis te verlaten en met zijn
aangebedene een vensterpraatje te
houden. Ditmaal echter had bjj de
rekening buiten den waard of liever
buiten zijn pijper gemaakt. Nauwelijks
bad bij de straat betreden, of de
pijper, die bestendig in zijn dienst
was en bem de poort had zien uit-
sluipen, was ook al voor hem uit,
blies eerst een deuntje en riep toen
met heldere stem:
Ziet toe, menschen Hier komt
Duilius, de overwinnaar der Cartha
gers, de beviijders van Rome!
Wie nog op straat was, stond stil,
om den beroemden man aan te gapen
alle deuren eD vensters gingen open
zij, die zich reeds op één oor gelegd
hadden, sprongen op, kortoro.de gan-
scbe bevolking in die buurt kwam op
de been en jubelde en juichte:
Hoezee, daar komt de consul
Duilius Carthago's overwinnaar en
Rome's bevrijder!
Dat was nu wel zeer vleiend voor
bem, maar tegelijk ook zeer lastig.
De consul gebood den pijper, zijn
mond te houdendoch deze ant
woordde, dat hij veel te strenge or
ders van den Senaat had gekregen
en fluiten en roepen zou, zoo lang
zijn adem 't maar toeliet. Daar de
consul eindelijk inzag, dat de man
niet tot zwijgen was te brengen, be
gon bij 't op een loopen te zetten
en hoopte den bem ditmaal lastigen
schreeuwleelijk op die manier te ont
komen, doch dit ziende, begon deze
insgelijks een sukkeldraf aan te nemen
en al wat de consul daar dus mee
won, was, dat de pijper nu achter
hem aan sjokte, terwijl bij eindelijk
voor hem uit bad dienen te blijven.
De arme beroemde man hoopte nu
nog alleen maar, dat in 't buis zijner
geliefde alles slapen en 't hem ge
lukken zou, ongemerkt het zijpoortje
binnen te sluipen, dat men beloofd
had, voor bem open te laten. Toen
hij evenwel in de nabijheid van het
veel gewenschte buis kwam, was ook
daar alles al wakker en op de been,
en ook zag hij er tot zijn schrik den
vader van zijn aangebedene 't hoofd
buiten een der vensters steken, die,
bem in 't oog krijgende, balf spotach
tig liep:
Hoezee, daar heb je nu deD
beroemden consul Duilius, den over
winnaar van Cbartago, den bevrijder
van Rome.
Als een kat, die een emmer koud
water over 't lijf heeft gekregen,
keerde de gevierde man naar zijn
paleis terug.
De beide volgende avonden her
haalde hij zijn poging, om in 't geheim
bij zijn geliefde te komen, maar 't
lukte niet, en gloeiend van kwaad
aardigheid, dat bij geen uur lang zjjn
incognito kon bewaren, besloot hij
toen maar liever weer naar Sicilië te
trekken, waar bij zijn woede aao de
Carthagers koelde en die nog eens
en wel zoo totaal sloeg, dan men 't
er algemeen voor hield, dat ze nu
voor altijd genoeg hadden. Rome was
uitgelaten van blijdschap en men be
sloot, den overwinnaar op nog schit
terender wijze te ontvangen dan de
eerste maal. De Senaat kwam bijeen,
om hierover te beraadslagen. Men
wilde hem een zuil zetten, zijn boofd
kronen en zoo al meer, toen op eens
't schelle fluiten van een pijper op
bet donderend gejubel des volks tot
de raadszaal doordrong, 't Was de
overwinnaar, die vroeger dan men
verwacht bad terugkeerde. Daar bij
wel vermoedde, dat men hem een
nieuwe schitterende onderscheiding
toekennen zou, verscheen hij om de
zitting bij te wonen. Haastig trad bij
toe.
O vaderen van Rome, sprak hij,
niet waar, gij beraadslaagt met elkaar,
welk nieuw blijk gij mij van uw gunst
zult geven
Wij zouden u gaarne tot den
gelukkigsten sterveling maken.
Welaan, sprak Duilius, wilt gij
mij toestaan, wat ik 't vurigst wensch?
Spreekspreek I riep de Senaat
als uit één mond. Bij Jupiter! wat gij
verlangt zal u gegeven worden.
Goed, vaderen van Rome, ant
woordde de consul. Neem mij dan
tot belooning van deze mijn tweede
overwinning, den verwenschten pijper
weer af, dien gij mij tot beloomng
van mijn eerste hebt toegekend.