NIEUWE
*Êt Nieuws- en Advertentieblad lÉf
voor de Provincie Utrecht.
ROBERT LEVY
C. Keuneke
Sint NicolaasHfódeaux
Practische
St. NicolaasCadeaux
LOUIS KLEIN
No. 49
Zaterdag 27 November 1920.
49e jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
BEWONDEREN.
Langestraat 105
AlVlEfoSFOORT.
Luxe-Lederwaren
MODEMAGAZIJN
LANGESTRAAT 36
Zie
de speciale ETALAGES
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Amersfoortsche Courant.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.
Franco per post door het geheele Rijk 1.15.
Afzonderlijke Nummers 10 Cent.
Ingezonden stukken in te zenden uiterlijk Vrijdag.
Tijdelijk slechts Zaterdags.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER
BureauLangestraat 77. Telephoonn. 09.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.90; iedere reg9l meer 15 Cent.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Bewonderen is inderdaad een
gave en een voorrecht. De mensch,
die weet te bewonderen, is jong
gebleven, frisch en veerkrachtig,
al moge hij in jaren gevordeid
zijn en reeds tot de ouderen ge
rekend worden. Welk heerlijk ge
heim der ziel is het niet, om zoo
eens geheel uit zichzelf te treden,
het heilig huisje van eigen weten
en eigen voortreffelijkheid te ver
laten, op te gaan naar de hoogten,
waar de vergezichten zich ont
vouwen, te beseffen hoe groot, hoe
onmetelijk rijk het leven is. Wat
krachten treft men daar niet aan!
Wat verscheidenheid, wat heerlijk
heid van kunst en schoonheid, wat
gaven van wetenschap, wat schep
ping en vindingen!
Vele menschen, de meesten mis
schien, weten niet wat bewonderen
is. Ze zijn er niet bij opgevoed en
grootgebracht, ze zijn altijd plat
en gelijkvloers in hun bestaan ge
bleven. Langzamerhand zijn ze zoo
in hun eigen sfeer, hun eng leven
van weinig denken en nog minder
krachtig en schoon handelen in
genesteld, dat ze geen oog hebben
voor hetgeen er buiten en boven
staat. Ze hebben nooit iets goeds
gezien en tegen iemand, die hun
meerdere was, opgezien. Erger
nog, ze hebben zich zoo vereen-
zelvigd met hun enge begrippen
en hun tradities zoo afhankelijk
gemaakt van het oordeel, niet van
menschen die hen konden leiden
en vormen, maar juist van die
gewonen, alledaagschen, die er
zoo'n akeliger:, dorren levens
wandel op na houden, dat ze eigen
lijk zelf geen besef hebben dat er
een groote wereld boven en buiten
hen is, van het ware, schoone en
goede.
En vreeselijk is het, wannper
wij zulke lieden, opgegaan in hun
zaken, waarin altijd het geld de
hoofdrol speelt, soms zien gaan
staan op een hoog voetstuk en hun
afschuwelijke machtspreuken boo-
ren, waarmede ze de heerlijkste
en heiligste idealen belachelijk
maken en wegvagen. Er is hui
chelarij op elk gebied. Het is een
heerlijke strijd en gezegend, die
daarin de overwinning behaalt,
wanneer men toch, ondanks alle
platheden en waanwijsheden durft
vasthouden aan de werkelijkheid
van het goddelijke en schoone, dat
zich aan ons vertoont; daarvoor
in verrukking te geraken, daardoor
bezield te worden, daardoor aan
gegord, om te werken vroeg en
laat, met al de liefde, al den aan
drang van een onbedorven hart,
niet mede te gaan met die in de
gelederen der spotters staan. Die
groot wil worden, moet leeren
klein te zijn, nederig zich te ge
voelen tegenover alles, wat hem
door rijkdom, van reinheid en
schoonheid overstelpt, nooit zelf
genoegzaam te wezen, steeds te
beseffen, niet dat hij de volmaakt
heid reeds verkregen heeft, maar
dat hij er naar jaagt of hij't grij
pen mocht. Zeker, hij die weet te
bewonde en, heeft niet die rust,
die de eigenwijze smaakt in zijn
waan het alles even goed, zoo niet
beter te weten dan anderen, maar
die rust is niet het doel van den
edele en fiere, die gaarne zijn uit
vlucht zoekt naar de hoogten,
waar hij een ruim vergezicht kan
hebben, waar hij ten slotte neer
knielt met den uitroep: Wat is
de wereld schoon en hoe zou ik
graag leeren in de wereld iets te
zijn, steeds meer te zijn
Gelukkig zijn er nog menschen
voor wie bewondering niet een
gesloten boek is. Het menschen-
hart, voorbeelden zijn er genoeg,
is in den boezem der menschheid
niet gestorven. Er zijn ménschen,
die nog altijd weten geroe d en
aangedaan te worden, die in de
opgewondenheid, waarmede zij
spreken, getuigenis afleggen van
de liefde, van de ingenomenheid
en bezieling, waarmede zij schoone
plannen, groote denkbeelden, ide
alen en vergezichten omhelzen
Er zijn er, die vreugde kennen, op
groote dagen huns levens, bij een
feestelijk samenzijn bv en willen
weten dat zij dankbaar zijn en
niet te groot om ook eenvoudig te
schijnen.
Niet elke bewondering is zuiver:
mee te gaan met den eerste den
beste die een groot woord heeft,
is zeker onvoorzichtig Maar, als
wij goed hebben toegezien en goed
geoordeeld, als wij het goede ge
grepen hebben en weten dat het
goed is, laten wij dan zonder aar
zelen onze meening uiten en van
onze bewondering blijk geven.
Bewonderen beteekent dan niet
nederigheid of zwakte, maar kracht.
Bewonderen is dan niet stilstaan,
niet vergenoegd zijn met eigen
kleinheid, maar het werk voort te
zetten van de leiders, van de
meesters die ons vooraf zijn ge
gaan.
Menschen dieniet meer bewon
deren kunnen, hebben zichzelf
overleefd.
PIANO'S
VLEUGELS - ORGELS
PIANOLA'S
VOORNAME FABRIKATEN
Prachtvolle gebruikte instrumenten
tegen lage prijs. Soliede garantie
UTRECHTSCHESTRAAT 44
Dagzegels voor losse werklieden,
werksters, naaisters enz.!
28 November a.s. treedt in werking
bet Koninklijk besluit, waarbij inge
voerd worden dagzegels voor losse
werklieden, naaisters werksters, enz.
Het bezwaar aan de tegenwoordige
bepaling, dat de eerste werkgever in
een week aansprakelijk is voor de
zegelplakking van een lossen arbeider
of arbeidster, vervalt biermee.
Voor ben, wier dienstbetrekking
voor minder dan vier dagen is aan
gegaan en korter dan vier dagen duurt,
alsmede voor arbeiders, die iu deu
regel in dezelfde kalenderweek niet
langer dan drie dagen in dienst van
denzelfden werkzaam zijn, geldt dat
voor eiken dag (een gedeelte van een
dag voor een gebeelen gerekend) een
premie verschuldigd is van:
7'/i cent in de le en 2e loonklasse;
10 cent in de 3e en 4e loonklasse;
12cent in de 4e en 5e loonklasse.
Practisch komt deze bepaling hierop
neer, dat betaald moet worden voor:
a. Mannelijke of vrouwelijke arbei
ders van eiken leeftijd, die uitsluitend
loon in natura, bijv. kost, gemeten,
per dag 7'/i ct.
b. Mannelijke arbeiders beneden 18
jaar per dag 10 ct.
Mannelijke arbeiders van 18 jaar
en ouder 12Vi ct.
c. Arbeidsters (waaronder ook wor
den verstaan naaisters, enz.) beneden
21 jaar, per dag 10 ct.
Van 21 jaar en ouder 12'/j ct.
Deze dagzegels moeten op de rente-
kaart geplakt worden, zoodat iedereen,
die gedurig van werkgever verwisselt,
moet zorgen steeds de renlekaart bij
zich te hebben.
Het spreekt vanzelf, dat de rente-
kaarten van de losse arbeiders en
arbeidsters door deze dagzegels veel
spoediger vol zullen worden dan met
weekzegels het geval zou zijn. Zoodra
de kaart vol is, moet deze ingezonden
worden met het rente-boekje
aan den Raad van Arbeid (portvrij),
waarna deze onmiddellijk een nieuwe
rentekaart toezendt.
l)e dagzegels zullen binnenkort bij
den Raad van Arbeid, de Postkantoren
en de depothouders verkrijgbaar wor
den gesteld, doch mogen niet geplakt
worden vóór Zoodag 28 November a.s.
Dagzegels vóór dien datum geplakt,
zijn ongeldig. Zjj moeten worden ge
dateerd op den dag, waarop zij ge
plakt worden, dat is dus op den dag,
waarop door den lossen arbeider wordt
gewerkt.
Een huwelijks-advertentie.
2) Slot.
Tante ging daarop naar de deur eu
schreeuwde den gang in:
Bet, zeg tegen de jongejuffrouw,
dat ze binnenkomt.
Een gillende lach van Bet was het
antwoord.
De tante ging weer zitten en vroeg:
U is dus vast besloten, met mijn
Dichtje te trouwen?
Ja, antwoordde Goedbloed, die
hoofdzakelijk aan het geld dacht, dat
hij zoo gemakkelijk krijgen kon.
Welnu spreek er dan met het
arme schaap niet over als ze bier is;
ik zal wel zorgen dat die zaak in
orde komt. Ze kan soms wel een
beetje raar doen en zou u misschien
onbeleefd antwoorden. O! daar is ze al.
Terwijl tante nog sprak, werd de
deur zachtjes geopend en trad een
meisje binnen dat buitengewoon lang
was. Ze was slordig gekleed, had een
hoed op bet hoofd en hield de oogen
steeds naar den grond gericht. Ze hield
haar band voor den mond en deed
vreeselijke moeite om niet in lachen
uit te barsten, toen ze Goedbloed zag.
Zoo Lise, zei tante, kom eens
hier en zeg meneer goeden dag.
Lise deed geen mond open, maar
bleef giegeien.
Kun je niet sprekeD, Lise? vroeg
tante.
Doe bet dan. Ga hier zitten eD
zeg meneer eerst goeden dag.
Lise knikte tegen Goedbloed en
nam grionekend plaats.
Dat is een rare snuiter, dacht
Goedbloedik zal eens probeeren of
ze met mij wat praten wil.
Mooi weer vandaag juffrouw,
begon hij.
Ja, meneer.
Is u vandaag al uit geweest?
Neen, meneer.
Houdt u niet van wandelen?
Ja, meneer.
Zijn bier mooie wandelingen te
doen?
Neen, meneer.
Groote hemel, dacht Goedbloed,
wat moet ik met dat wezen beginnen;
ze zegt niets dan ja en neen en ver
trekt haar gelaat niet.
Lise, begon de tante, deze heer
wil je de eer aandoen om met je te
trouwen; ik beb er al over gesprokeD.
Je hebt meneer nu gezien en moet
me eens zeggen of je zijn vrouw wilt
worden.
Lise sprak niets, maar begon weer
te lachen.
Nu dan?
Als eenig'antwoord weer dat zenuw
achtige lachen.
Maar meid, zei tante boos, geef
dan toch antwoord.
Lise stond op en terwijl ze luid
schaterende naar de deur liep, riep
ze, »ik zou je danken voor zoo'n
leelijken baviaan
Wacht even, meneer, zei tante,
ik zal die deugniet zulke streken wel
atleeren. Meteen snelde ze bet lieve
Dichtje achterna.
Goedbloed bleef alleen achter en
dacht na over de vreemde handelwijze
van zijü aanstaande, toen opeens de
deur met geweld opengegooid werd
en de meid binnenstormde, die Goed
bloed toevoegde:
Meneer, als je leven je lief is'
maak dan dat je weg komt!!
Wat is er aan de hand, riep
Goedbloed geheel onthutst. Menscb,
vertel me wat er is.
Meneer, ik wil bet u wel zeggen.
De jonge juffrouw, met wie u trouwen
wil, is stapelgek. De oude juffrouw
noemt haar »'n beetje wonderlijk",
maar ze weet heel goed wat haar
nicht mankeeit. En om nu met goed
fatsoen van haar af te komen, wil ze
haar laten trouwen en zoodoende nog
een man ook in het verderf storten.
Ik zou wel gezwegen hebbenmaar
nu de jonge juffrouw juist weer een
aanval krijgt, wil ik u redden.
Goedbloed waren bij dit verbaal de
baren te berge gerezen. Nu begreep
hij eerst, waarom het nichtje zoo
wonderlijk deed en waarom de tante
haar dadelijk achterna liep. Hij greep
zijn hoed en riep, dank je wel, beste
meid, voor je waarschuwing.
Ik blijf geen oogenblik langer hier.
Toen bij de deur wilde openen, werd
deze zoo woest opengesmeten, dat
Goedbloed ze tegen bet hoofd kreeg
en op den grond viel Hij schreeuwde
luidkeels. Hulp kwam er echter niet;
alleen hoorde bij geweldig gelach,
afgebroken door uitroepen als ïkijk
die ouwe eens" en »het is om je dood
te lachen". Eindelijk was Goedbloed
weer op de been en bij dacbt het
krankzinnige nichtje of de tante voor
zich te zien, maar neen. Hij zag slechts
twee jongelui en do meid, die alle drie
om het hardst schaterden.
Wat moet dat beduiden? riep
Goedbloed woedend.
Ik kan niet meer riep er een.
Dat kan me niet schelen. Geeft
antwoord voorden drommel! schreeuw
de Goedbloed.
Houd me vast, ik bezwijk! riep
een ander.
Wacht, brulde Goedbloed, ik
zal jou eens vasthoudoo, zóó, dat je
bet niet gemakkelijk vergeten zult!
Met-een greep hij zfjn tegenstander
bij den arm en schudde hem duchtig
heen en weer; maar op eens week
hij verbaasd achteruit.
Wat zie ik, waak of droom ik?
Neen, klonk het spottend; u
droomt niet. Ik was zooeven taDte
Knipscheer. Mijn naam is echter
Willemsedeze twee zijn de heeren
Van Krolen, evenals ik student.
Maar die meid dan, riep Goed
bloed.
Zonder iets te zeggen wierp deze
de vermomming af en stond in een
colbertpakje voor Goedbloed.
Goedbloed stond paf.
Ik zie wel, zei hij, dat ik de
dupe ben geworden van een paar
jongelui, die niets beters wisten te
doen dan een eerlijk man voor den
gek houden.