Kort verslag van enkele "besprekingen
in de vergadering van Burgemeester en Wethouders
van Soest
op Dinsdag 1 ^ei 1928.
XXX^XXXXKX xxxxx
Wethouder Koenders vraagt den Voorzitter of hèj het verslag,
geplaatst in "De Soester* van j.1. Zaterdag met betrekking tot
het gesprokene over het Grondbedrijf, juist vindt.
De Voorzitter antwoordt dat hij dit verslag niet geheel juist
vindt.
Wethouder Koenders vindt het geschrevene in strijd met het ge
zegde in de raadsvergadering, waarop De Voorzitter zegt dat zulks
wel kan zijn.
De Voorzitter zegt vervolgens dat bij den heer Van Vliet nog
verschillende bescheiden berusten, welke betrekking hebben op het
Grondbedrijf, en die door hem gehouden worden totdat hij gedechar
geerd zal zijn. Hij vindt het gewenscht deze stukken van den heer
Van Vliet op te vragen, aangezien deze noodig zijn voor de admini
stratie aan de afdeeling Comptabiliteit,
Wethouder Koenders vraagt of het goed is dat hij hierover met
delft heer^Van Vlietfspreekt, hetgeen de Voorzitter goed vindt.
Wethouder Koenders vraagt welke stukken dat zijn, waarop de
Voorzitter antwoordt dat daaronder verschillende raadsbesluiten,
besluiten van B.en W. ,behooren, alsmede verschillende correspon
denties.
Wethouder Koenders vraagt door wien gezegd wordt dat bij den
heer Van Vliet nog bescheiden aanwezig zijn, waarop de Voorzitter
zegt Monsma.
De Voorzitter vraagt vervolgens Wethouder Koenders, in verband
met de in de raadsvergadering van 25 April j.1. gedane toezegging,
te willen verstrekken een exemplaar van zijn brief aan Ged,Staten
waarin zijn standpunt is uiteengezet inzake uitleg van de Verorde
ning op het Grondbedrijf
•"esloten wordt aan de Raadsleden te verstrekken een exemplaar
van de ^eheersverordening op het Grondbedrijf, van de brieven
van den Voorzitter, Wethouder Koenders en van den heer Doorman
waarin hun standpunt omtrent deze aangelegenheid wordt uiteenge
zet.
Wethouder Koenders zegt voorts dat hij vernomen heeft dat de
Burgemeester tegen Pastoor Vossenaar gezegd heeft dat de beide Wet
houders en de heer Van Vliet vóórvergaderingen houden te zijnen
huixe of ten huize van den heer Van Vliet,
De Voorzitter antwoordt dat hij tegen kastoor Vossenaar gezegd
heeft dat hem tegQM^geisewen is, dat de beide Wethouders vóór
vergaderingen houden, en dat men ook beweert dat de heer Van Vliet
aan de besprekingen deelneemt.
Wethouder Endendijk zegt dat hij nimmer bij den heer Koenders
een voet in huis heeft gezet. Ook is het absoluut onjuist dat ten
huiae van den heer Van Vliet wordt vergaderd. Mocht de Voorzitter
bezwaren omtrent het een of ander hebben, dan zal hij die gaarne
vernemen.
De Voorzitter herhaalt nog eens wat hem ter oore is gekomen.Hij
wijst er op dat hij niet gewend is dat de stukken vóór eene verga
dering reeds worden besproken, aangezien men dan allicht van te
voren gaat oordeelen.
Wethouder Endendijk merkt op dat de Voorzitter eiken dag gelegen
heid heeft de stukken te bestudeeren, hetgeen met de Wethouders
niet het geval is. Daarom komen zij ten Raadhuize veelal op Maan
dagavond, om de zaken nog eens nauwkeurig te bestudeeren voor de
vergadering van Dinsdag, hetgeen door den Voorzitter juist op
prijs moest worden gesteld.