- 3 -
Wethouder de Bruijn zegt dat het schilderwerk voor hem als
't ware een steen des aanstoots is; daarom wil Spreker weten hoe
ver het schilderwerk naar de meening van den Directeur gevorderd
is.
De heer van Goor verwijst naar den door hem aan den Voorzitte
overhandigden staat van den stand der werkzaamheden op 25 Mei j.1
Wethouder de Bruijn zegt tot de conclusie te komen, dat het
geheele werk dan wel in een zeer vergevorderd stadium van uitvoe
ring moet verkeeren daar het schilderwerk volgens den staat van
den Directeur nog niet voor de helft gereed is. Spreker zegt dat
de zaak nu eigenlijk hierop neerkomt, dat B.en W. van den Direc
teur de mededeeling hebben ontvangen, dat het werk voor 707° ge
reed is. Spreker heeft den indruk, dat het verfwerk nog lang niet
gereed is. Daarom vraagt hij de speciale aandacht van den Directeu
dat gezorgd wordt dat het werk uitgevoerd wordt volgens het beste
De Voorzitter vestigt er den Directeur nadrukkelijk de aan
dacht op, dat wanneer minderwaardig werk wordt geleverd, zulks
voor verantwoording van den Directeur is. Alles komt dus neer op
het hoofd van den Directeur.
De heer van Goor geeft de verzekering dat het werk best in
orde komt.
Wethouder de Bruijn geeft den heer van Goor in ernstige over
weging toch ^vooral in deze aangelegenheid voorzichtig te zijn en
niet over één nacht ijs te gaan. Voorts zegt Spreker dat B.en W. o
den Directeur als deskundigs moet kunnen afgaan.
De Voorzitter wijst er nog op dat de heer Hornsveld heeft ge
zegd dat het werk op een slechte manier wordt uitgevoerd. Waar de
heer Hornsveld een neutraal persoon is, geeft Spreker het oordeel
van den heer Hornsveld te denken.
De heer van Goor zegt dat hij het werk met den heer Hornsveld
heeft bekeken. Hieromtrent heeft Spreker aan B.en W. rapport uit
gebracht, waarnaar Spreker verwijst.
Wethouder de Bruijn zegt dat het voor B.en W. moeilijk is om
te oordeelen of het werk zoover is gevorderd, dat de 2e termijn ka
worden uitbetaald. Spreker vraagt den heer van Goor of hij met de
meeste vrijmoedigheid kan adviseeren tot uitbetaling van den ter
mijn.
De heer van Goor zegt dat B.en W. gerust tot die uitbetaling
kunnen besluiten.
Wethouder de Bruijn dringt er bij den Directeur op aan dat ge
zorgd wordt voor bekwame vaklieden bij de afwerking van het werk.
Voorts vraagt Spreker nogmaals aan den Directeur of deze garan
deert dat de tweede termijn met volle gerustheid kan worden uitbe
taald.
De heer van Goor deelt andermaal mede dat bedoelde uitbeta
ling gerust en dus zonder eenig bezwaar kan geschieden.
De Voorzitter vestigt er nogmaals de aandacht op, dat wannee
de uitvoering van het werk niet volgens het bestek geschiedt en
tewerkstelling van volwaardige kracnten niet plaats heeft, de ge
volgen van een en ander zullen neerkomen op het hoofd van den hee
van Goor. Deze is verantwoordelijk voor den geheelen gang van zake
Spreker zegt voorts van den Directeur niet vernomen te hebben, da
een arbeider, die niet volwaardig is, weggestuurd is.
De heer van Goor zegt, dat dit een kwestie is voor den op
zichter. Deze heeft aan Spreker hedenmorgen nog medegedeeld dat a
een en ander nauwkeurig de aandacht zal worden geschonken.
De Voorzitter zegt dat de opzichter, die slechts in tijdelijke
dienst is, niet verantwoordelijk is. De Directeur van Gemeentewerk
is