30 Juli 1952
62.
84. Vaststelling van een besluit tot medewerking ingevolge
art. 72 der L.0.Wet-1920 voor de aanschaffing van leer
middelen en schoolmeubelen ten behoeve van de Chr.U.L.0.
School, wegens stijging van het aantal leerlingen (1-868).
Deze beide voorstellen worden zonder discussie en
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
85. Voorstel tot vaststelling van het bedrag per leerling, als
bedoeld in artikel 34, lid 4 van het Besluit Buitengewoon
Lager Onderwijs 1949 voor de school voor kinderen, lijdende
aan tuberculose in het sanatorium "Zonnegloren" voor het
jaar 1952 (1-158)
Mevrouw VAN DER SWAN-de Kiewit vraagt hoeveel kinderen
dit onderwijs zullen genieten.
De wethouder DE HAAN zegt, dat het nauwkeurige aantal
niet bekend is. Het is moeilijk dit precies te weten, omdat
het wisselt met de bevolking van het sanatorium en met de
vraag, of de kinderen in staat zijn het onderwijs te volgen.
Het voorstel wordt hierop zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
86. Credietaanvrage voor financiering van filmvoorstellingen,
te geven door de Stichting "Natuur en Jeugd", ten behoeve
van de Soester schooljeugd (1-162).
De heer VAN WELY vraagt, of B. en W. kunnen mededelen
hoeveel schade er aan de beplanting te Soest is aangebracht.
Hij juicht de Stichting "Natuur en Jeugd" ten zeerste toe.
De filmvoorstellingen zouden z.i. gegeven moeten worden
voor alle klassen van de lagere school, want de plantsoenen
hebben het meest te lijden van de kinderen van zes tot twaalf
jaar. Het is van belang, dat ook bij de lessen in natuurlijke
historie wordt gewezen op het belang van natuurbescherming,
waarvan een preventieve werking zal uitgaan. Spreker ver
zoekt B. en W. hieromtrent een schrijven aan de scholen te
zenden, en dringt er voorts op aan de filmvoorstellingen
in de scholen te doen geven.
Spreker zou het beter achten het insigne gratis te
geven als beloning voor de bekwaamheid, terwijl hij ook de
filmvoorstellingen gratis zou willen laten bijwonen. Indien
er voor de bescherming van de natuur iets meer dan ƒ.650,
moet worden uitgegeven, is dit alleszins gerechtvaardigd,
mits het doel maar wordt bereikt.
Voorts vraagt spreker, of B. en W. reeds hebben over
wogen hoe de opgeschoten jeugd zou kunnen worden bereikt.
Een jong boompje aan een van de lanen, dat des avonds
nog onbeschadigd was, was de volgende ochtend geknakt en
moest door de Gemeentereiniging gerooid worden. Vermoedelijk
heeft de opgeschoten jeugd zich hieraan schuldig gemaakt.
De VOORZITTER zegt, dat de hoegrootheid van de schade
te Soest tengevolge van vernieling door de jeugd onbekend
is; er is zelfs geen poging gedaan erachter te komen. Maar
er worden geregeld takken, bomen, plantsoenen en ook ver
keersborden vernield. De baldadigheid van de Nederlandse
jeugd is nu eenmaal groot.
B. en W. hebben dit voorstel pas gedaan nadat zij over
tuigd waren van de steun van het goedwillende deel van
de burgerij, want er is niets te bereiken wanneer het niet
wordt gedaan door mensen uit de burgerij. De gemeente kan
dit werk met een crediet op gang brengen en stimuleren, maar