21 Juli 1553 88.
Het was inderdaad, voor mij een grote teleurstelling,
dat ik tengevolge van een mij overvallen ziekte niet in
staat was, op de gestelde tijd mijn werkzaamheden te aan
vaarden. Ik hoop evenwel na de gedwongen rust, die ik heb
moeten doormaken, met des te meer ijver mijn werk te kunnen
verrichten.
Ik zie de taak die op mij rust als een tweeledige: in
de eerste plaats als hoofd van de administratie en ter-
tweede ten aanzien van het behulpzaam zijn van de gemeente
lijke bestuursorganen bij het vervullen van hun taak. Wat de
administratie betreft, hoop ik er in te slagen in overleg
met het dagelijks bestuur en in goede harmonie met het ge-
meentepersoneel deze in zo juist mogelijke banen te voeren.
Ten aanzien van het behulpzaam zijn van de Raad, van B&W,
van de Burgemeester en van de Commissies uit de Raad, zal
ik mij er voortdurend op toeleggen, zo goed mogelijk en op
zo objectief mogelijke wijze de van mij gevraagde voorlich
ting te verstrekken. Ik zou mij bij dat behulpzaam zijn zelfs
niet willen beperken tot de gemeentelijke bestuursorganen
als zodanig, maar het zal mij een eer zijn, wanneer ik ook
de afzonderlijke leden van die organen, ja, iedere inwoner
van deze gemeente, die daarvoor op mij een beroep doet,
zoveel mogelijk behulpzaam zal mogen zijn.
Ik hoop, dat de Soester gemeenschap mij en mijn gezin
in haar midden zal willen opnemen en dat men mij in de
gelegenheid zal willen stellen, mij zo spoedig mogelijk ver
trouwd te maken met de toestanden, verhoudingen en proble
men in deze gemeente.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil U gaarne de verzeke
ring geven, dat ik mij ten volle voor de belangen van deze
mooie gemeente zal inzetten.
De VOORZITTER dankt de Secretaris zeer voor zijn
woorden.
100. Ingekomen stukken.
a. Schrijven van de Stichting Raad van Bestuur Bouwbedrijf
en van het Bestuur van de B.N.A.waarin aandacht wordt
gevraagd voor het vraagstuk betreffende het optreden van
overheidsdiensten voor het ontwerpen en uitvoeren van
bouwobjecten, en verzoekende uitbreiding van het aantal
opdrachten aan particuliere architecten en ondernemingen
met voorstel van Burgemeester en Wethouders dit schrijven
voor kennisgeving aan te nemen.
De heer SCHAAPSMA merkt op, dat een voorstel om een
stuk voor kennisgeving aan te nemen betekent, dat het vol
ledig in zijn waarde wordt gelaten en men het kan waarde
ren zoals men wil. De spraakmakende gemeente heeft daar
van echter een andere opvatting en wel dat het betekent,
dat men er aan zal denken, als het zo eens uitkomt.
Spreker vraagt zich af, of het in dit geval juist is zich
daartoe te beperken. In aanmerking moet worden genomen
met welke mensen en colleges men hier heeft te maken.
Wanneer een man als de Burgemeester van Amsterdam tijd en
lust vindt zich min of meer aan het hoofd te stellen
van een dergelijke beweging, die zich in een zeer se-
rieuse kwestie tot het gemeentebestuur wendt, moet daar
mee enigszins rekening worden gehouden. En wanneer de
Bond van Nederlandse Architecten zich tot de Raad wendt met
een alleszins billijk verzoek moet niet uit het oog wor
den verloren, dat het een zaak geldt van buitengewoon
grote betekenis. Hier heeft men te doen met de mannen
die het werk van Berlage, Cuypers, de kerkenbouwer- ja,
men zou kunnen teruggaan tot Jacob van Campen - moeten
voortzetten. Mede door hun invloed moet de cultuur