30 November 19531 50.
De wethouder DE HAAN beantwoordt deze vraag bevesti
gend
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
179. Voorstel tot vaststelling van de vergoeding van de beloning
van vakonderwijzers, als bedoeld in art. 103bis der Lager
Onderwijswet 1920, over het jaar 1952 (1-369).
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
180. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een crediet voor
het houden van schoolconcerten t.b.v. de leerlingen der U.L.0.
Scholen (1-376).
Mevrouw PCLLT-Musler verklaart met dit voorstel ver
schrikkelijk blij te zijn; zij gelooft zeker, dat het vele
vruchten zal afwerpen.
De heer R. HILHORST acht het beter de schoolconcerten
niet onder schooltijd te geven, maar op een vrije middag of
des avonds. De tijd wordt dan niet aan het overige onderwijs
onttrokken en man kan zien hoever de belangstelling van de
leerlingen voor deze concerten gaat.
De heer VAN Y/ELY zegt, dat de schoolconcerten een ge
weldige opgang maken en uit cultureel en paedagogisch oog
punt zeer zijn toe te juichen. Hij hoopt echter, dat de tijd
voor deze concerten niet van het lesrooster wordt afgenomen
en dat de zang- en muzieklessen er niet door in het gedrang
komen, die zo nodig zijn om ook in de toekomst voldoende
musici te hebben.
De wethouder DE HAAN deelt mede, dat de hoofden van de
U.L.0.Scholen eendrachtig met dit voorstel zijn gekomen. De
schoolconcerten des avonds te geven zou te kostbaar worden,
omdat de tijd van de geschoolde vakmusici beperkt is. Spreker
gelooft trouwens niet, dat deze concerten aan het onderwijs
zoveel tijd kosten. Men moet niet overdrijven.
De heer VAN ANDEL meent, dat de Raad zich niet kan
mengen in aangelegenheden, die het lesrooster betreffen, en
dus het tijdstip, waarop de concerten worden gegeven, aan de
scholen moet overlaten.
De wethouder DE HAANInderdaad, de heer Van Andel
heeft volkomen gelijk.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
181. Voorstel tot benoeming van een plaatsvervangend lid der
Schoonheidscommissie ingaande 1 Januari 1954 (1-362).
De heer R. HILHORST vraagt hoe de Schoonheidscommissie
nu eigenlijk werkt. Is zij geheel zelfstandig of oefent het
College van B&W enige invloed uit bij het al dan niet goed
keuren van de bouwvergunningen? Op welke gronden neemt deze
commissie haar besluiten? Houdt zij ook rekening met de om
standigheden, waaronder een bouwvergunning wordt aangevraagd
en met de mogelijkheden, welke op een bepaald bouwterrein
liggen?
Om een voorbeeld te stellen herinnert spreker er aan,
dat indertijd op Nieuwerhoek de sociëteit door de Duitsers
in brand is gestoken als represaille tegen de gehele gemeente.
Spreker kan zich voorstellen, dat BA\7 met dit terrein be
paalde voornemens hebben en wanneer zij dan invloed uit
oefenen op de Schoonheidscommissiezou de eigenaresse van
- het -