21 December 1953 -
-186.
baldadigheid worden. Baldadigheid schuilt in de geest en
als er weinig ruimte is om zijn driften uit te leven
laat men ze los op de bebouwde kom, zodat men het meer
merkt. Gaarne zou spreekster zien, dat men zich, vo'ór het
tot uitspattingen komt als in andere plaatsen, op dit
vraagstuk bezint en in overleg met deskundigen de vereiste
maatregelen treft.
Wanneer men de grote bevolking alleen wil opvangen
met een sterke industrialisatie, die afhankelijk is van
export, is het toch wel zeer kwetsbaar, want alle landen,
waarmede een normaal handelsverkeer mogelijk is, zitten
met hetzelfde probleem. De vraag of men zich al dan niet
over de bevolkingstoename moet verheugen wil spreekster
in het midden laten, maar zij ziet de oplossing meer in
het in exploitatie brengen van achtergebleven gebieden, een
probleem dat echter alleen door ¥/est-Europa gemeenschappe
lijk kan worden opgelost. De problemen voor de emigranten
ontstaan door het emigreren ver van huismaar ook Drank-
rijk biedt op het terrein van de landbouw nog een grote
gelegenheid tot emigratie.
De Heer ORANJE wil zeker niet ontkennen, dat de
emigratie zorgen meebrengt, maar men moet het probleem toch
ook niet al te zwaarwichtig bekijken. In zijn schooljaren
telde Nederland vijf millioen inwoners en wanneer men de
generatie van zijn vader zou hebben gezegd, dat zij reke
ning zou moeten houden met een toekomstige bevolking van
10 millioen, zou zij met de handen in het haar hebben ge
zeten. Thans heeft Nederland 10 millioen inwoners en er is
geen reden tot ontevredenheid. Indien er later nog veel
meer mensen zijn, zal de toekomst leren, dat ook daarvoor
een oplossing is te vinden.
Wat de baldadigheid van de jeugd betreft, zegt
spreker; Ook in onze jonge jaren heeft men er het hoofd
over geschud, dat het zo slecht gesteld was met de jeugd.
Hij mist waardering voor de jeugd, waarin z.i. veel goeds
is te waarderen: ondernemingsgeest en spirit, die hoop
geven voor de toekomst.
Met bijzonder veel genoegen heeft spreker de
Voorzitter horen zeggen, dat deze het niet juist acht,
wanneer de rijksoverheid voor bepaalde onderwerpen bepaalde
bedragen aanwijst; daarmede is hij het volkomen eens. Ook
is hij het met de Voorzitter eens, dat het onder de hui
dige omstandigheden bijna niet mogelijk is een behoorlijk
financieel beleid te voeren. Met zeer veel genoegen ook
heeft hij van de Voorzitter gehoord, dat deze het verkeerd
acht, de uitgaven maar te verhogen in de hoop, dat dit
tot verhoging van de uitkering zal leiden. Laten wij, zo
zegt hij, niet volstaan met het constateren van deze fei
ten, maar geen gelegenheid laten voorbijgaan om ertegen te
keer te gaan.
De VOORZITTER constateert met hetgeen hij over
de bevolkingstoename heeft gezegd blijkbaar misverstand te
hebben gewekt. Hij heeft niet gesproken over de normale
bevolkingstoename, ten gevolge van de normale groei, maar
er zijn gemeenten, die door een buitengewoon grote vesti-
- ging -