12 April 1954
bij de stukken gevonden, ofschoon wethouder van Zadelhoff
had beloofd, dat het daarbij ter visie zou worden gelegd.
Spreekster heeft de wethouder gevraagd, of het bezwaar
schrift bij de Raad zou komen en hem medegedeeld, dat an
ders eenzelfde bezwaarschrift bij de Raad zou worden inge
diend, Spreekster verzoekt de leden van de Raad hun oordeel
over het voorstel van B&W op te schorten tot zij van de in
houd van het bezwaarschrift kennis hebben genomen.
De Heer VAN ANDEL vraagt, of wethouder van Zadel
hoff zelf naar het terrein in kwestie is gaan kijken.
De wethouder VAN ZADELHOPF zegt, dat dit overbodig
was, omdat de Raad ter gelegenheid van de uitvoerige be
spreking omtrent het uitbreidingsplan heeft besloten, dat
deze grond voor een bedrijf zou kunnen worden bestemd.
De Heer VAN ANDEL wijst op een zinsnede in een
brief van de dienst Openbare Werken, waarin de vestiging
van een timmerbedrijf daar ter plaatse zo vanzelfsprekend
wordt genoemd, dat het niet discutabel kan worden gesteld
in de gemeenteraad. Spreker meent, dat dit ter beoorde
ling van de Raad staat.
Hij heeft gepensionneerde bewoners uit de omge
ving van het perceel in kwestie gesproken, die daar ter
plaatse in het bezit van een huis zijn gekomen, waarin
zij gemeend hadden een rustige oude dag te zullen hebben.
Wanneer er een timmerbedrijf zou komen, dat naar sprekers
overtuiging vrij wat lawaai maakt, zal dat niet mogelijk
zijn. Hij onderschrijft de argumenten in het door tien
personen ondertekende bezwaarschrift, waarvan hij een exem
plaar heeft ontvangen. De grond is aan Stulp verkocht
onder de voorwaarde, dat hij er binnen twee jaar een huis
op zou bouwen, maar over een timmerbedrijf is, toen het
voorstel tot verkoop in de Raad kwam, niets medegedeeld.
Dit had behoren te gebeuren, want dan zou de Raad er toen
over hebben kunnen spreken.
Er moet een toegangsweg worden gemaakt voor auto's,
die hout of bomen af- en aanrijden, hetgeen herrie ver
oorzaakt. Er komt misschien een motortje en het geluid
van zagen vlak achter de nieuwe woningen is zeer onaange
naam.
De brandweer spreekt van narigheden, die kunnen
ontstaan. Zij wil voorwaarden stellen en heeft dus om ge
heel andere redenen niet veel enthousiasme voor het daar
ter plaatse toelaten van dit bedrijf. Hier kan bezwaar
lijk van een industrieterrein worden gesproken, want het
is ingesloten door straten.
Spreker meent, dat zijn betoog het standpunt van
mevrouw Landweer- de Visser kan ondersteunen en ook de
andere leden van de Raad zal kunnen overtuigen van de
grote bezwaren voor de omgeving van dit timmerbedrijf.
De Heer VAN WELY vraagt, of bij de verkoop reeds
is toegezegd, dat op het achterterrein een timmerwerk
plaats zou mogen worden gebouwd, en zo ja, wat het ge
meentebestuur dan had moeten doen, indien de brandweer
en Gemeentewerken een negatief advies hadden uitgebracht.
De Heer ORANJE sluit zich aan bij het gesprokene
door de Heer Van Andelin het bijzonder wat de zin
snede in de brief van de directeur van Gemeentewerken
betreft. Indien in de Commissie voor het Grondbedrijf
ware medegedeeld, dat op het terrein een timmermans
werkplaats zou mogen worden opgericht, zou spreker toen
reeds tegen de mogelijke gevolgen hebben gewaarschuwd.
- De -