15 Juni 1954 91
Vele banken werken ook geheel zelf "bekostigendOver
heidsinstellingen mogen geen winst maken en juist daarom
kunnen de tarieven zo laag mogelijk worden gehouden. Dit is
echter bij de afbetalingsmagazijnen niet het geval.
Spreker grijpt hier terug op het rapport van het College
d.d. 25 September 1953, waarbij men op bladzijde 6 zegt, dat
het colporteursstelsel van de afbetalingsmagazijnen, met de
zogenaamde verkoopsprovisie een zeer groot kwaad is, dat niet
te fel bestreden kan worden. Deze colporteurs laten hun klan
ten niet spoedig los en hun verkooptechniek is wel zodanig,
dat de klant als het ware in hun armen wordt vastgehouden.
Met het winstpercentage kan men op alle mogelijke manie
ren goochelen. Hier ligt de grote taak van het volkscrediet-
wezen, om in samenwerking met bona fide handelaren hiertegen
stelling te nemen. Waarom zal men dan in Soest afzijdig
blijven staan?
Tenslotte is de gemeentelijke volkscredietbank veelal
ook van betekenis voor de handelaren in duurzame gebruiks
goederen doordat zij hen in staat stelt, hun klanten die niet
contant kunnen betalen naar de bank te verwijzen, die dan,
indien deze het crediet kan toestaan, daaruit de koopsom
rechtstreeks aan de handelaar uitbetaalt of eventueel aan de
credietnemer zelf.
Door de afbetalingsmagazijnen en de intensieve colpor-
tage van de colporteurs werd veel schade toegebracht aan
de bona fide winkeliers. Deze staken ook de hoofden eens bij
elkaar en daarna kreeg men de zogenaamde financierings
instituten, bemiddelingsinstituten e.d. Al ras bleek dat deze
niet aan de gestelde verwachting beantwoorddenhetgeen ook
blijkt uit het rapport van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten.
Het College trekt uit dit rapport de conclusie, dat men
zich moet hoeden voor het instellen van een volkscredietbank.
Een bepaald rapport sluit altijd met conclusies en deze
conclusies geven dan aan, wat de commissie meent dat kan ge
schieden. Deze commissie zegt dan, dat de afbetalingsmaga
zijnen geneigd zijn zich op een breder terrein te gaan bewegen.
In dit licht bezien kan toeneming van het aantal volkscre-
dietbanken slechts worden toegejuicht.
Nieuwe vormen van financieringsinstituten kunnen echter
niet worden toegejuicht.
Volgens de commissie zou men zich kunnen afvragen, of
het geen overweging verdient door grote publiciteit de
volkscredietbank, haar werking, doel en werkwijze, dichter
Lij de leenbehoevenden te brengen dan tot dusverre om begrij
pelijke redenen passend werd geacht. Het risico blijkt in de
practijk zeer gering te zijn.
Ten aanzien van de nieuwe vormen van financieringsinsti
tuten, ziet de commissie een ontwikkeling, die in de volks
credietbank uitgangspunt neemt, met medewerking van de volks
credietbank leidt naar de nieuwe vormen van financierings
instituten etc., doch zich via deze toch weer meer op de volks
credietbank zal gaan richten.
Dat het aantal banken toeneemt acht zij belangrijk, alsook
het feit, dat er in toenemende mate naar wordt gestreefd haar
regionale werking te bevorderen. Dat de sociale betekenis
door passende publiciteit in het licht wordt gesteld, lijkt
- haar -