12 Augustus 1955 96. e. aanbieding Jaarverslag van de Instelling voor Maatschappe lijk Hulpbetoon over 1954 met voorstel dit voor kennisge ving aan te nemen. De heer PIEREN merkt op, dat indertijd is besloten de Raad om de drie maanden een inzicht te geven in de exploitatie van de werkplaats voor minder validen. Een dergelijk rapport heeft de Raad tweemaal ontvangen, maar daarna heeft hij over de gang van zaken bij de werkplaats niets meer vernomen. Ook in het Jaarverslag van de Instelling voor Maatschappelijk Hulpbetoon komt niet voldoende naar voren, in hoeverre tot verdere uitbreiding van de werkplaats voor minder validen kan worden overgegaan. In het vorige Jaarverslag werd daar- do«st entegen breedvoerig over de werkplaats van de ge me e n11e{Ame ro foort gesproken, wijziging Evenals bij het vorige Jaarverslag wil spreker thans goeage- yragen, of het niet mogelijk is, dit in de Commissie voor keurd, Sociale Zaken nader te bespreken. De heer SCHAAFSMA betreurt het, dat het College maar zonder meer voorstelt dit Jaarverslag voor kennisgeving aan te nemen. Daarvoor is het toch te belangrijk. Door dit ver slag krijgen de raadsleden immers een diepe kijk in allerhande sociale toestanden en misstanden. Het vertrouwen, dat men in het algemeen in Maatschappelijk Hulpbetoon stelt, kan slechts worden geschaad door voor te stellen om maar niet over dit Jaarverslag te spreken. Voor de inhoud van het verslag heeft spreker niets dan lof. Weliswaar is het bedrag voor ondersteuning groot, doch uit het Jaarverslag blijkt, dat op velerlei wijze hulp is verleend en dat daar waar het mogelijk was ook gesteund is, Verblijdend is het contact met de kerken, niet omdat dit altijd even schitterend zou zijn, maar omdat daaruit blijkt, dat de van kerkelijke zijde beoefende armenzorg door de gemeen telijke overheid de plaats wordt toegekend, die haar toekomt. De samenwerking met de kerkelijke autoriteiten geschiedt op hartelijke wijze. Het is echter te betreuren, dat de zorg van kerkelijke zijde terugloopt in plaats van groeit. In het verslag staat voorts aangegeven, dat de uitgaven sterk zijn gestegen, doordat een viertal woonwagenbewoners in verpleeginrichtingen opgenomen moesten worden. Het verdient aanbeveling het begrip "woonwagenbewoner" nader te definiëren. Vroeger dacht men bij dit woord uitsluitend aan de bewoners van woonwagenkampen. Tegenv/oordig zijn er echter ook een be duidend aantal niet trekkende mensen - militairen en niet- militairen -, die tijdelijk een onderdak in een woonwagen hebben gevonden. Het is verheugend, dat in 1954 van hetgeen werd uitge keerd 31 ,34 io werd terugontvangen, terwijl dit percentage in 1953 was 21,45. Voor de kerkelijke armbesturen waren deze percentages resp. 49 en 25. Hieruit blijkt, dat de medewerking van de kerkelijke armbesturen toch ook nog wel zoden aan de dijk heeft gezet. Waar de harmonie tussen de gemeentelijke en de kerkelijke armenzorg een gemeenschappelijk belang is, kan worden verwacht, dat in de toekomst deze samenwerking zich nog meer zal uitbreiden. Ten slotte brengt spreker een woord van dank aan de Voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon, aan de bestuurs leden en aan het gehele personeel voor het vele en moeilijke werk, dat zij hebben verricht. - Do heer -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1955 | | pagina 244