29 September 1955 -
- 123.
gedeelte al dan niet aan het oude zal moeten worden vastge-
bouwd. Dit is eohter een punt, dat spreekster bepaald niet aan
de architect zou willen overlaten. Als men thans principieel
twee verschillende bouwstijlen wil hebben, is het niet juist
aan de architect over te laten om eventueel het nieuwe gedeel
te aan het oude vast te bouwen. Dat moet dan in ieder geval
een afzonderlijk bouwwerk voorden. Anders zal men zich immers
altijd moeten aanpassen bij de oude stijl.
De heer CLEMENS merkt op, dat over dit probleem de
Raad thans niet kan oordelen. Daarvoor moet hij eerst het
schetsplan hebben gezien.
De heer ORANJE merkt op, dat het betoog van de Voor
zitter zijn indruk heeft bevestigd, dat het thans voorgestelde
plan niet zo heel ver van nieuwbouw afstaat. Hierdoor is een
groot deel van zijn op het rapport van Prof. Granpré Molière
geïnspireerde bezwaren vervallen.
Ook spreker vindt het aardig in Utrecht bij de gebouwen
van de Nederlandsche Spoorwegen verschillende stadia van de
bouwkunst te zien. Wanneer men iets dergelijks wil ten opzichte
van het gemeentehuis te Soest, is dat experiment zeker aantrek
kelijk genoeg om het te bekijken.
Het was niet sprekers bedoeling om een uitspraak te ver
krijgen ten opzichte van de door Prof. Granpré Molière aange
geven plaats bij de oude toren. Spreker vindt dat echter wel
een in hoge mate aantrekkelijke suggestie.
Het nieuwe stadhuis moet een bouwwerk worden van deze
moderne tijd, dat ook voor het nageslacht iets te zeggen heeft.
Spreker wil het schetsplan afwachten. Hij behoudt zich te dien
aanzien echter volledige vrijheid.
De VOORZITTER zegt in antwoord aan de heer Schaafsma,
dat het terrein aan de overkant van het huidige gemeentehuis
veel kleiner is dan de voorgestelde plaats en veel minder moge
lijkheden biedt met betrekking tot eventuele verdere uitbrei
ding. Bovendien zou dan geen directe verbinding kunnen worden
gemaakt met het oude gebouw.
Mevrouw Landweer acht het beter het nieuwe deel niet
tegen het bestaande gemeentehuis aan te bouwen. Spreker is dat
met haar eens, Hij zou niettemin de architect in deze vrijheid
willen laten. De mogelijkheid blijft immers altijd bestaan, dat
de architect met een dusdanig geniale oplossing komt, dat hij
het gemeentebestuur overtuigt van de wenselijkheid het nieuwe
gedeelte aan het oude stadhuis vast te bouwen.
Het voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
145. Voorstel tot vaststelling van een nieuw Reglement van Orde
voor de vergaderingen van de Raad (1-698).
De heer CLEMENS acht het onjuist, dat in het nagekomen
voorstel tot uitbreiding van het eerste lid van artikel 41 wordt
bepaald, dat de toehoorders op de publieke tribune niet mogen
roken, terwijl dit aan de raadsleden wel is toegestaan. De men
sen op de publieke tribune moeten in dit opzicht niet anders
worden behandeld dan de raadsleden. Een dergelijke maatregel
zal ook de publieke belangstelling voor de gemeente-politiek
- die toch al niet groot is - niet ten goede komen. Spreker zal
dan ook tegen deze bepaling stemmen.
- De -