22 december 1955 -- 204» Het heeft echter alleen zin, wanneer het een aanmerkelijk gebied is. Het kleine gebied dat men thans heeft, is tot de top moeten worden opgevoerd, wilde men voor de rijksbijdragen in aanmerking komen. Aan het eigen belastinggebied is sinds 1928 gedokterd.Een moeilijke kwestie is al dadelijk, welke belasting daarvoor in aan merking komt. Welke keuze men ook doet, altijd zal een ongelijk matige verdeling tussen de gemeenten het gevolg zijn. Indertijd is er de ondernemingsbelasting voor uitgekozen. Het gevolg was, dat sommige gemeenten in weelde baadden en andere, die haar belas tinggebied moesten gronden op de grond- en inkomstenbelasting, tot de bedelstaf werden gebracht. De grote moeilijkheid is dus, niet tot een eenzijdige be voordeling van bepaalde gemeenten te komen, die dan weer gecom penseerd moet worden door een deel van de collectieve belastingen in een fonds te storten en van daaruit te verdelen. Waarmee dan een subjectief element is gevormd. Een dergelijke verdeling is er ook nu, en wel uit het ge meentefonds. Het is vrijwel onmogelijk, deze verdeling volgens abstracte normen te doen geschieden. De situatie ligt in elke gemeente anders en overal doen zich bijzondere omstandigheden voor Op het ogenblik wordt vaak het systeem toegepast, voor speciale belangen afzonderlijke bijdragen te verstrekken, zodat het rijk bepaalde gemeentelijke activiteiten steunt. Dat is dan tevens een aansporing, activiteiten ter hand te nemen waarvan het rijk vreest, dat de gemeenten ze anders om financiële redenen achterwege zouden laten. Uit dit systeem vloeit echter voort, dat het rijk zich met de uitvoering van deze belangenbehartiging gaat bemoeien. Het subsidieert nu eenmaal en wil dus ook enige zeg genschap hebben. Daarmede verliest de gemeente een deel van haar zelfstandigheid en vrijheid. Maar bovendien leidt deze rijksbe- moeiing tot een enorme administratieve rompslomp. Vooral in de sociale sector speelt dit een grote rol. Het aantal brieven, dat over betrekkelijk kleine details met diverse rijksinstanties moet worden gewisseld, is veel te groot. Zowel om de voortdurend ver dere inmenging van het rijk als om de administratieve rompslomp is spreker dan ook Y/el eens huiverig, dit systeem te propageren. De wethouder VAN ZADELHOPF dankt namens de v/ethouders de raad voor de prettige samenwerking. Ook in het college bestaat een bijzonder prettige samenv/erking. Deze is, zoals alle Y/ethouders overtuigd zijn, voor een groot deel te danken aan de prettige Y/ij- ze, waarop de Voorzitter hen tegemoet treedt. Naast de algemene waardering voor het werk van het college waren er, begrijpelijkerwijs, ook enige bedenkingen. Zo heeft men v/ethouder De Haan aangevallen over zijn houding bij de benoeming van het hoofd der school en bij de ziektekostenregeling. Wanneer spreker hierop antwoordt, is dit niet, omdat wethouder De Haan niet in staat zou zijn zelf zijn mond te roeren, maar omdat hij het beter acht dat hij, en niet wethouder De Haan, daarover in eerste instantie iets zegt. In het geval van de benoeming van het schoolhoofd was er in het college grote eenstemmigheid. Het was dus niet een zaak van de wethouder van onderwijs alleen, maar van het gehele col lege. - Over -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1955 | | pagina 460