12 december 1956 --
163.
hoe langer hoe kleiner. De bijdrage uit het gemeentefonds mag
dan al zijn gebracht van 138 fo op 145 de verhoging der uit
gaven is groter. Spreker doelt hier op de uitgavendie een
gevolg zijn van rijksmaatregelen en daarmede in correlatie
staande omstandigheden, die de gemeente niet in de hand heeft.
Hoeveel groter deze uitgaven zijn, kunnen de ambtenaren beter
uitrekenen dan spreker. Dat de gemeente de salarisregelingen
van de ambtenaren in de hand heeft, is maar schijn, Wanneer
het rijk zijn ambtenaren meer salaris geeft en dat is nodig
gebleken)dan kunnen de gemeenten niet achterblijven en als
de 1oonstandaard der arbeiders omhoog gaat, moeten de gemeen
ten zich daar-bij aanpassen. Worden de lasten van de sociale
voorzieningen verhoogd, dan volgen de gemeenten daarin auto
matisch. Dat de kosten van het onderwijs nog steeds stijgen,
laat zich niet tegenhouden. De voor al deze zaken vereiste
bedragen maken tezamen meer uit dan de 7 extra bijdrage uit
het gemeentefonds. Daardoor is er weer minder overgebleven,
waarover de gemeente in vrijheid kan beschikken om naar eigen
inzichten de gemeentebelangen te behartigen. Desondanks be
taalt de regering nog steeds niet het volle bedrag uit het ge
meentefonds uit. Terwijl in het gemeentefonds reserves worden
gevormd, moet de gemeente haar reserves gaan aanspreken. De
reservering van het gemeentefonds bedroeg in 1955 na de laat
ste uitkering 36 miljoen en is voor 1957 voorlopig op 50 mil
joen gesteld. Dit wil dus eigenlijk zeggen, dat het rijk bezig
is gemeentelijke reserves over te hevelen naar het gemeente
fonds. Het gemeentebestuur dient hiertegen stelling te nemen
en zich op het standpunt te stellen, dat de afzondering van
rijksmiddelen in het gemeentefonds nog steeds te laag is. En
men mag daartegen stelling nemen, omdat men dan spreekt over
rijksmiddelen die de opbrengst zijn van het vroegere gemeente
lijke belastinggebied. Dit belastinggebied is aan de gemeente
onttrokken om een betere verdeling van de belastingdruk te
verkrijgen, maar niet om de gemeente de opbrengsten te onthou
den; dat wil zeggen tot schade van de fundamenten waarop de
Nederlandse staat is gebouwd, en dus tot schade van fundamen
teel landsbelang. Spreker weet wel dat op rijksniveau d,eze
zaken ook niet eenvoudig liggen, doch dat is niet gemeentelijke
zorg en valt buiten de overwegingen van de raad. Spreker vraagt
er op te mogen vertrouwen dat, juist nu een nieuwe regeling
voor de financiële verhouding in behandeling komt, het college
er zorg voor draagt, dat de gemeente Soest niet achterblijft
bij het verdedigen van haar belangen, daar waar zulks hoort.
Zich gaarne aansluitend bij wat mevrouw Polet-Musler
daarover heeft gezegd, wil ook spreker nog een enkele opmer
king maken over de publiciteit van het gemeentewerk. In de
dagen dat Soest nog een bescheiden dorp was met een uitgespro
ken dorpskarakter, de dagen waarin iedereen iedereen kende,
waren de gemeentezaken gemeen goed en kon zich een publieke
opinie vormen zonder dat daarvoor speciaal gewerkt behoefde te
worden. In korte tijd. is Soest echter uitgegroeid tot een
middelgrote gemeente en in diezelfde tijd is de gemeentelijke
samenleving van het oude dorp verloren gegaan. Daarmede is
ook verloren gegaan de mogelijkheid van vorming van een publieke
opinie zonder dat speciale organen zich daarmede belasten. Tot
die organen behoren de plaatselijke pers en de streekpers.
De pers heeft ook een belangrijke taak ten opzichte van alles
wat er in het gemeentebestuur omgaat. Er behoort - en spreker
legt hier speciaal de nadruk op - een voortdurende wisselwer
king te zijn tussen dit bestuur en de bestuurden en in die
- wisselwerking -