- 17 juni 1957 63.
Spreker krijgt sterk de indruk, dat hier vele beleids
fouten zijn gemaakt, waarschijnlijk ook door het college, maar
zeker door het pseudo-bestuur. Het zou een diepgaand onderzoek
vereisen om te weten te komen, wat er precies is gebeurd. Om
die reden stelt spreker voor uit de raad een commissie te be
noemen, die deze zaak nader kan onderzoeken en rapport kan uit
brengen aan de raad, opdat alle raadsleden een inzicht krijgen
in deze aangelegenheid.
Er bestaat onder de bewoners van deze woningen - zowel in
Soest als in Soesterberg - nogal ongerustheid over de huidige
gang van zaken.
Hoeveel bedraagt de totale schuld van deze woningbouw
vereniging aan de gemeente Soest?
Ten slotte adviseert spreker de desbetreffende wethouder
na te gaan, in hoeverre bij de andere woningbouwverenigingen ter
plaatse rechtsgeldige besturen zitting hebben en van dit onder
zoek verslag uit te brengen aan de raad, opdat in de toekomst
moeilijkheden als thans worden voorkomen.
De VOORZITTER zegt, dat thans eigenlijk twee punten zijn
samengevoegd; 1. de interpellatie van de heer Pieren over het be
leid van de R.K. woningbouwvereniging St. Joseph in het algemeen
en de bemoeienissen van het college daarmede en 2. de kwestie
van verhuring van een bepaald huis. Het lijkt spreker het beste,
dat wethouder Van den Arend eerst het laatste punt afdoet, zodat
daarna de andere zaak kan worden behandeld.
De wethouder VAN DEN AREND acht het, daar ook de heer Van
Wely de rechtsgeldigheid van het bestuur in het geding heeft ge
bracht, het beste de heren Van Wely en Pieren op dit punt tege
lijk te beantwoorden.
Blijkens zijn laatste schrijven gaat de heer Van Asch
niet akkoord met de brief, die hij van B&V heeft ontvangen. In
zijn laatste brief herhaalt de heer Van Asch slechts de bekende
feiten, maar hij brengt niets naar voren, waardoor een ander
licht op de zaak zou kunnen vallen. Het gemeentebestuur kan het
beste persisteren bij het schrijven van 18 mei j«l., waarin dui
delijk het standpunt inzake deze aangelegenheid wordt omschreven.
Het betreft hier zuiver een kwestie tussen huurder en verhuurder.
De gemeente heeft daar niets mede te maken.
Het verwondert spreker uit het betoog van de heer Klaren-
beek te vernemen, dat de heer Van Asch, die altijd heeft beweerd
het bestuur van St. Joseph niet te erkennen, toch naar dit be
stuur is gegaan om te praten over de toewijzing van de woning.
Daar spreekt een zekere erkenning van dit bestuur uit. Dit is een
tegenstrijdigheid in de houding van de heer Van Asch.
De heer VAN WELY herinnert er aan in de vorige raadsver
gadering te hebben gezegd, dat de verhuur van de woning niet wet
telijk tot stand is gekomen. Het lijkt spreker toe, dat het in
februari 1957 optredende bestuur niet gerechtigd was deze woning
te verhuren.(De heer Pieren spreekt zelfs van "pseudo-bestuur".)
Want een bestuur bestond niet en het pseudo-bestuur was vermoe
delijk niet gerechtigd woning en inboedel te verhuren. Dat de
woning door het pseudo-bestuur werd verhuurd kan spreker zich
nog enigszins voorstellen, maar het lijkt hem vreemd, dat het
zelfde is gebeurd met de inboedel, die geheel en al eigendom was
van de vrouw, die in de woning woonde. Van verschillende zijden
is gezegd, dat het was geschied door de gemeente en door een be
stuurslid, namelijk de heer Klarenbeek. Het college van B&W, be
last met de woonruimteverdeling, had dan toch moeten bepalen
- aan -