- 19 december 1957 - 179. Wanneer spreker zich daarnaast afvraagt, of Soest dan in ander opzicht in zijn verzorgingspeil hoger is geklommen dan bij een redelijke voorziening verantwoord mag heten, dan meent hij ook daarop met een stellig "neen" te mogen antwoorden. Hij is er van overtuigd, dat het gemakkelijker zal vallen een achterstand in het Soester verzorgingspeil aan te tonen dan overbodige luxe. Spreker behoeft maar even te wijzen op de achterstand in huizen bouw, scholenbouw, raadhuis en cultureel centrum, op de achterstand in riolering, wegen en pleinen - en zo kan men doorgaan - om onomstotelijk bewezen te achten, dat Soest zich in het verleden niet te buiten is gegaan. Hij concludeert hieruit, dat financieel gesproken de gemeente Soest er van binnenuit gezien, gezond voor staat en dat er tot heden ten dage in Soest een volkomen verantwoord beleid is gevoerd. Hiervoor is de raad in eerste en laatste instantie verantwoordelijk, maar het past de raad om de verdienste daarvan te endosseren aan het college en het past de raad ook hieraan een woord van dank te koppelen aan het ambtelijk apparaat, dat hieraan van hoog tot laag heeft medegewerkt. Het is goed hier in alle openbaarheid nog eens te zeggen, dat tot op de huidi ge dag het verantwoordelijk gemeentebestuur geen verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van zijn geldelijk beheer van de gemeentehuishouding, niet door het publiek, maar ook en vooral niet door functionarissen uit de landsre gering. Men wil de gemeenten ook wel medeverantwoordelijk stellen voor het feit, dat de geldmarkt is uitgeput. Ook op dit punt meent spreker, dat Soest geen verwijt kan en mag treffen. Hij zal zeker niet ontkennen, dat de gemeente met haar investeringen, althans tijdelijk, geld aan de geldmarkt heeft onttrokken. Maar zij heeft het niet opge pot boven wat in een verstandig beheer past en al het andere - dat is verhoudingsgewijs het gehele kapitaal, dat de gemeente heeft opgenomen - heeft zij binnen de landsgrenzen weer uitgegeven, dus in de landshuishouding in circulatie gehouden. En dit alles binnen een bekwame termijn. Nogmaalss gezien het Soester verzorgingspeil was dit verantwoord. Natuurlijk kan er ook op de gemeente een beroep wor den gedaan om door beperking in haar bestedingen ook harer zijds een offer te brengen om de huidige kapitaalsschaarste zo snel mogelijk te boven te komen. Maar dan zal ook over tuigend moeten vaststaan, dat dit middel helpt. Daarover zijn de geleerden het evenwel nog niet eens. Integendeel. De waarschuwingen, dat het middel wel eens erger kon zijn dan de kwaal, gaan steeds luider klinken. Daarom lijkt het spreker juist, dat Soest zich bij zijn gemeentebeleid blijft oriënteren op hetgeen de eigen huishouding veroor looft en het van de ruimte van de geldmarkt laat afhangen, wat wel en wat niet kan worden gedaan. Mocht het naar het inzicht van hogerhand gewenst zijn, dat Soest zich beper kingen oplegt, dus een offer brengt ter wille van de algemene welvaart, dan mag het gemeentebestuur er aan spraak op maken, dat men daarvoor een welgemotiveerd beroep op hem doet en hem niet met decreten dwingt. Ons bestel - zo zegt spreker - zoals het in Grondwet en - gemeentewet -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1957 | | pagina 358