- 19 december 1957 - 200. bare en lagere personeel. Bij het afdelingsonderzoek heeft hij vragen in deze gesteld, die helaas - waarschijnlijk door een misverstand - niet in het afdelingsverslag zijn opgenomen. Inmiddels heeft zich in Nederland in deze het een en ander voorgedaan. Waarschijnlijk is de indertijd door de wethouder gedane suggestie over de devaluatie der rangen op niets uitgelopen. Indertijd heeft spreker mede gedeeld bij de behandeling van de begroting op deze aange legenheid terug te zullen komen. Gezien het feit, dat de minister van binnenlandse zaken in deze een beetje star blijkt te zijn en de onderhandelingen over de salarissen van het lagere en middelbare personeel stroef verlopen, stelt spreker voor de gehuwde lagere ambtenaren over het jaar 1957 een uitkering ineens toe te kennen van 200, en deze uitkering voor de ongehuwde lagere ambtenaren te stellen op 150, De wethouder VAN ZADELHOF! ontraadt aanneming van het voorstel van de heer Pieren ernstig. De minister heeft toe gezegd terug te zullen komen op de gehele kwestie van de salarissen van de lagere ambtenaren en zelfs op de aanslui ting van de salarissen van de hogere ambtenaren op die van de allerhoogste. Spreker vreest, dat het voorstel van de heer Pieren bij hogere instanties geen genade zal vinden. Men kan zeggen als raad een eigen verantwoordelijkheid te hebben. Dan wijst spreker er op indertijd te hebben gezegd, dat altijd de mogelijkheid bestaat de mensen door devalu atie van rangen een hoger salaris toe te kennen. Op het ogenblik is de situatie zo, dat Soest misschien al te ver met deze devaluatie is gegaan. Op diverse punten is er verschil van mening met het toezichthoudend orgaan over de reeds plaats gevonden inpassing van ambtenaren in de nieuwe salarisverordening. Een half jaar, nadat deze verordening door gedeputeerde staten is goedgekeurd, wordt daarop van hogerhand teruggekomen. In vergelijking met andere gemeen ten is Soest ten aanzien van de inpassing en aanpassing speciaal van het lagere personeel al zover mogelijk gegaan. Het is op het ogenblik zo, dat men graag voor een functie in Soest in aanmerking komt. Het overleg met de minister over de positie van het lagere en middelbare personeel duurt inderdaad verschrik kelijk lang. Spreker kan zich voorstellen, dat men wat wil doen. Gezien hetgeen te Soest reeds is gedaan, lijkt het hem echter onjuist daaraan een extraatje toe te voegen. De VOORZITTER zegt, dat elders, waar het door de heer Pieren gedane voorstel van het college is uitgego.cn dit weer is teruggenomen in verband met de door de minister in de Tweede Kamer gedane toezegging. Het lijkt ook spreker beter om, nu de onderhandelingen na de krachtige uitspraak van de Tweede Kamer weer op gang zijn gekomen, die niet te doorkruisen door het voorstel van de heer Pieren aan te nemen De heer PIEREN heeft dergelijke krantenberichten ook gelezen. Hij heeft echter ook andere krantenberichten ge lezen. Hij wijst op hetgeen de gemeente Wijhe heeft gedaan. Hij verwacht, dat de onderhandelingen tussen de vakorgani saties en het ministerie met veel moeilijkheden gepaard zullen gaan. Hij handhaaft daarom zijn voorstel. - De -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1957 | | pagina 400