- 22 december 195® - 151 De wethouder VAN ZADELHOFF spreekt zijn dank uit voor de woorden van waardering, welke door verschillende raadsleden tot het college zijn gericht Met hetgeen de heer Hilhorst over het wegenonderhoud heeft opgemerkt, heeft hij de vinger op een wonde plek gelegd. Er wordt reeds een proef genomen, die in het voorjaar van 1959 zal worden voortgezet, met een op zichter voor de wegen. Er was een opzichter voor de woningbouw, de scho len, de wegen enz. enz., maar deze had met dit alles een zodanige hoe veelheid werk, dat hij het niet allemaal onder zijn beheer kon hebben. Aan een ambtenaar in de werkliedenrang is nu bij wijze van proef opdracht gegeven, toe te zien op het onderhoud der wegen. Dit brengt een dusdanige hoeveelheid werk mee, dat er inderdaad meer geld voor zal moeten worden uitgetrokken. Het bouwvolume voor 1958 is geheel opgebruikt. De gemeente heeft er nog twee extra woningen bij gekregen. Voor 1959 hoopt het college op een zelfde hoeveelheid bouwvolume als de gemeente in 1958 heeft gehad en eigen lijk op nog meer. Maar naar hetgeen spreker uit de vergadering van de provinciale staten heeft gehoord, kon het wel eens minder worden. De heer Hilhorst blijft met spreker van mening verschillen over de woningbouw in Soesterberg. Uit het rapport van een nieuwe socioloog blijkt, dat Soesterberg veel harder groeit dan het overige gedeelte van de gemeente Soest. Er behoeven geen woningen voor de industrie te worden gebouwd, maar wel voor het militaire apparaat, maar dit maakt toch eigenlijk geen verschil uit. In Soesterberg lagen 600 a 700 aan vragen voor een woning voor militairen en met één klap is de gemeente door de helft heen. In Soost is grond beschikbaar en kan worden gebouwd, terwijl het college er voor 60 woningen bezig is. Er bestaat nog steeds een con troverse tussen het gemeentebestuur en de planologische dienst over de bebouwing van de Eng. Er wordt min of meer verbeten over "geknokt". De een wil bebouwing in de richting oost-west, de ander in de richting noord-zuid. Na het uitkomen van het rapport over het westen des lands huldigde de planologische dienst de opvatting, dat het gedeelte in het Soesterveen mooi achter de hand kon worden gehouden, zodat daar, wanneer het overal klem liep, nog iets gebouwd zou kunnen worden. Aan een der gelijke ontwikkeling zijn enorme bezwaren verbonden; men weet niet of Soest tot 40*000 dan wel tot 70.000 a 80.000 inwoners zal groeien. Wanneer vaststaat hoeveel mensen over allerlei plaatsen worden verdeeld, zal welbewust een keuze moeten worden gedaan. Een dusdanige vergroting brengt mee, dat men de voorzieningen op allerlei gebied anders moet gaan bekijken. Met de heer van den Arend acht spreker het wenselijk de raad zo spoedig mogelijk - en dat zal gebeuren in het eerste kwartaal van 1959 een uiteenzetting door de heer van Embden te laten geven, omdat in de commissie voor de provinciale uitbreidingsplannen het ver langen heeft om eens op de kaart vast te leggen, hoe de uitbreiding van groot Soest zal moeten zijn. De gedachte van de heer van Embden ging in de richting van het maken van een soort ring, waarin de zuide lijke helling van de Eng er als een open gebied in zou liggen, maar daarmede wordt eigenlijk nog geen hart van de gemeente verkregen. Het zal er wel op uitdraaien, dat een gedeelte van de zuidhelling van de Eng zal moeten worden opgeofferd, omdat daar een unieke kans is een city te maken, een kans zoals alleen het verwoeste Rotterdam heeft gehad. Sinnen enkele maanden kan de raad meer uitgewerkte plannen tege- moetzien. De raad zal zich dan bewust moeten uitspreken over de richting waarin Soest moet groeien. Ook de uitbreiding op de Eng ondervindt hier van min of meer moeilijkheden; niet voor de eerste twee of drie jaar, want de bebouwing tot de Molenstraat staat vast, maar voor het verdere gedeelte - Het -

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen B&W Soest | 1958 | | pagina 300