- 27 februari 1958 - 21.
teur van gemeentewerken en uit dat van de hoofdingeni
eur-directeur van de provinciale directie van de
volkshuisvesting en de bouwnijverheid, dat deze woning
zodanige gebreken heeft, dat ze niet meer voor bewoning
geschikt is te maken. De zolder boven de woonkamer is
in gebruik bij de naastgelegen woning. Spreker neemt
aan, dat die zolderruimte tot het onbewoonbaar te ver
klaren gedeelte behoort. Deze kwestie zit echter niet
op een maand. Daarom wil spreker het voorstel van de heer
Klarenbeek overnemen. Dan heeft men de tijd zich nader te
oriënteren over de situatie. Men behoeft dan thans niet
een besluit te nemen over een aangelegenheid, waaraan
blijkbaar nog kanten zitten, die hier niet naar voren zijn
gekomen. Spreker stolt dus voor dit punt aan te houden.
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
40. Voorstel tot vaststelling van de rentepercentages in
rekening-courant over 1957 roet het gasbedrijf.
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
41Voorstel tot wijziging der beheersverordening van het
gasbedrijf (IV-1144).
De heer ORANJE heeft een enkele bedenking tegen
de door het college voorgestelde redactie van de wijziging
van artikel 4 der verordening op het gasbedrijf. Met het
college is hij van oordeel, dat het juist is dat het
gasbedrijf de kosten van administratie vergoedt voor
zover die door de algemene dienst wordt gevoerd. Maar
het college noemt die kosten in het ontwerp-besluit een
"aandeel" in de kosten van de algemene dienst. Dit
woord "aandeel" wordt in de toelichting gemotiveerd.
Het college is namelijk van mening, dat bij de vast
stelling van de te vergoeden kosten met de ontwikkeling
van het bedrijf en met het uitgavenniveau van de alge
mene dienst rekening moet worden gehouden. Hier verlaat
het college - en het doet dat bewust - de gedachte van
vergoeding van verleende diensten en legt het recht
streeks verband èn met de bedrijfs- ën met de gemeen
telijke conjunctuur. Het college maakt van dit woord
"aandeel" een beleidskwestie, die uitgaat boven de be
hartiging van de afgezonderde tak van dienst, de ge
meentelijke gasvoorziening
De vraag doet zich dan voor, waar dit beleid
uiteindelijk naar toe zou kunnen gaan. En dan vreest
spreker, dat met deze redactie de mogelijkheid wordt
geopend om bij een goede conjunctuur van het bedrijf
en eventueel een minder goede conjunctuur van de alge
mene dienst een zodanig bedrag voor deze vergoeding
vast te stellen, dat in feitede algemene dienst van
winst uit het gasbedrijf gaat profiteren.
Spreker grijpt deze vrees niet uit de lucht, want
in deze zelfde toelichting staat, dat het college in
deze vergoeding (lees: dit aandeel) nog eens tot uit
drukking wil brengen, dat het gasbedrijf niet als een
geheel op zichzelf staand bedrijf kan worden beschouwd,
doch dat dit bedrijf slechts als een in administratief
opzicht zelfstandige tak van de gemeentehuishouding
moet worden aangemerkt. Spreker kan hieruit niet anders
lezen dan dat het college van oordeel is, dat het gas
bedrijf lief en leed met de algemene dienst moet delen en
dat -