4. ter en Wethouder van Elten in het Soester Nieuwsblad is gegeven. De Voorzitter merkt op dat cp de notulen over deze kwestie geen aanmerkingen zijn gemaakt,Deze notulen zijn gearresteerd en Spreker wil zich apet krantengeschrijf niet inlaten. De heer van Doorne vraagt daarna nogeens of de verklaring opgenomen in de notulen op "bis.139 juist is,of niet. Spreker ver klaart dat hem uitdrukkelijk verzekerd is dat de in het Soestei" Nieuwsblad voorkomende cijfers geplaatst zijn mèfc voorkennis van den Burgemeester en Wethouder van Elten. Wethouder van Elten zegt,dat de voorkenniswelke Spreker gedragen heeft van de handelingen van den Directeur van het Grondbedrijf hierin bestaan.dat hij dezen machtigde in de cou rant op een nette manier onder zijn persoonlijke verantwoording de juiste toedracht van de zaak te geven.Indien een ambtenaar publiek wordt aangevallenheeft deze,volgens spreker.het recht, evenals ieder ander mensohzijne zaken te verdedigen.Spreker wenscht geen oordeel over de cijfers uit te spreken. De heer van Doorne zegt,dat hij niet het recht van den Directeur van het Grondbedrijf wil betwisten om in de krant te schrijven,doch dan moet dat ook juist geschreven zijn.Waar er thans twee verklaringen zijn over hetzelfde bedrag,begint men te twijfelen.temeer nog daar spreker weet dat de publicatie in de krant met voorkennis heeft plaats gehad» De Voorzitter vraagt den heer van Doorne of hij dan be doelt dat spreker en Wethouder van Elten achter den schrijver van genoemde artikelen staan,waarop de heer van Doorne antwoordt uit officieele bron te vreten dat aan de cijfers publicatie zou worden gegeven na goedkeuring van Burgemeester en Wethouders, Wethouder van Elten zegt niets te weten omtrent de cijfers. De heer van Vliet heeft alleen over de plaatsing gesproken,waar tegen Spreker gesn bezwaren had,indien het maar geen gescheld zou worden.Spreker weet niet of de stukken door den heer van Vliet zelf geschreven zijn. De heer van Doorne meent een en ander op grond van een uit lating van den heer van Elten tegen den heer Iburg te moeten betwij felen De Voorzitter merkt op dat de heer van Doorne buiten de agenda, gaat. De heer van Doorne dringt nogmaals op beantwoording zijner vraag aan. De Voorzitter zegt nogmaals dat hij zich niet met kranten geschrijf wenscht in te laten. De heer van Doorne zegt dat hij als raadslid wel met krantengeschrijf te maken heeft.-Spreker wordt beschuldigd van flaters en stommiteiten en vraagt waar die stommiteiten dan in de notulen staan.Waaraldus Spreker.geen antwoord wordt gegeven, ligt de conclusie dat er gelogen is al heel dik op.-Spreker vraagt welke cijfers nu juist zijn. De Voorzitter wenscht zich niot uit te laten over hetgeen gepubliceerd wordt.De notulen zijn vastgestelden indien daar opmerkingen tegen waren,dan moesten die gemaakt zijn. De heer van Doorne neemt aar: dat de notulen juist zijn,Spre ker wenscht alleen ingelicht te worden,welke van de twee afge legde verklaringen nu de juiste is. De Voorzitterdie opmerkt dat de heer van Doorne buiten de agenda is,wenscht zich niet verder over deze zaak uit te laten. De heer van Doorne zegt als raadslid recht te hebben om te worden ingelicht.Dooi tweeerlei voorstelling van zaken is Spreker in de war gebracht. De heer Doeken meent dat het hoog tijd wordt,dat er eens wat kalmte komt .Spreker heeft met groote verbazing het dooi" den heer van Doorne gesprokene aangehoord.doch Spreker is nog meer verbaasd,dat de voorzitter de bespreking heeft laten doorgaan. Spreker heeft reeds eerder gezegd dat de cijfers van het grond bedrijf met de noodige reserve moesten woirden aanvaard daar de balansen

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1927 | | pagina 24