2 November 1927---
191.
177 .BELASTINGEN.-COMPTABILITEIT 3e afd.nr. 15-1-51/52 en 4e afd.
nr.1-2-40/41)
Voordracht van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van
belastingheffingen voor 1928, en vaststelling van de daaruit
voortvloeiende ontwerp-besluiten
Burgemeester en Wethouders stellen voor tot dekring van de
mindere ontvangst aan opcenten Personeele belasting als ge
volg van de Wet van 27 Deoember 1926,Stbl.416 tot wijziging der
wet op de Personeele Belasting 1896,over te gaan tot verhooging
van het aantal te heffen opcenten op deze belasting. Een ont-
werp-besluit tot vaststelling eener verordening tot heffing van
65 opcenten cp de hoofdsom der Personeele belasting,ingaande
1 Januari 1923, alsmede een verordening op de invordering dier
opcenten wordt ter vaststelling aangeboden. (3e afd.nr,15-1-51)
Ten aanzien van de dekking der terugbetaling van de z.g.
"Wavorderingsbelasting" merken Burgemeester en Wethouders op
dat zij deze aangelegenheid nogmaals hebben overwogen. Tot
dekking van het geraamde tekort ad f 44.000,- (f.40.000,- te
ruggave navorderingsbelasting en f 4000,- kosten) stellen zij
voor de volgende bedragen te bestemmen:
f 11.700,- zijnde de nette méér ontvangen dan geraamde op
brengst der gemeentelijke inkomstenbelasting 1926/7.
12.500,- wegens een in 1928 in te voeren heffing van 50 op-
oenten op de Vermogensbelasting.
14,000,- wegens opbrengst dier heffing in 1S29.
5.800,- zijnde een deel van het vermoedelijk batig slot der
rekening 1926.
Tevens wordt ter vaststelling aangeboden een ontwerp-besluit
tot vaststelling eener verordening tot heffing van 50 opcenten
op de hoofdsffim der Vermogensbelasting,ingaande 1 Hei 1928,als
mede een verordening op de invordering dier opcenten. (3e afd.
nr.15-1-52)
Burgemeester en Wethouders stollen voorts voor, ingeval
Ged.Staten zich met deze voorstellen kunnen vereenigen,te be
sluiten tot intrekking van het beroep op de Kroon inzake- de
niet-goedkeuring door Ged.Staten van de besluiten van den Huad
dd.17 Juni 1927,4e afd.nr.1-2-1 tot wijziging der begrooting
1927, en nr. 4-2-20 tot het aangaan eener leening tot dekking
van de terugbetaling der z,g,Navorderingsbelasting.
De heer Dammers drukt er zijn spijt over uit dat Burgemeester
en Wethouders thans het voorstel doen om 50 opcenten te heffen
op de Vermogensbelasting,zulks voor gedeeltelijke dekking van
het bekende tekort. Spreker acht het onbillijk dat nu een
groep van personen getroffen moet worden,n,1zij die een ver
mogen hebben, en zegt voorts dat Soest bij deze heffing een
uitzondering zou maken met omliggende gemeenten.De vestiging
zal dan zeer zeker tegengewerkt worden. Verder vreest Spreker
dat de heffing wel niet tijdelijk zal zijn,doch wel permanent z&l
worden;zulks is ook met de straatbelasting gebleken. Spreker
herhaalt nog eens dat hij tegen deze heffing is, en wel op
grond dat
le. het onbillijk is dat slechts enkelen het gat stoppen;
2e. daardoor de vestiging van kapitaal-krachtigen zal worden
tegengewerkt
3e. de tijdelijke heffing allicht ontaardt in een blijvende
heffing.
De heer den Bliek spreekt daarna als volgt:
"Het spijt mij,Mijnheer de Voorzitter, dat ik mij met het
voorstel van Burgemeester en Wethouders in hunne poging om
middelen te vinden om de z.g. Navorderingsbelasting terug te
kunnen betalen, niet vereenigen kan. Heeds een paar jaar houdt
deze zaak de .gemoederen van gasch Soest bezig.Er is veel over
gezegd en veel over geschreven,maar het lijkt wol of wij eigen
lijk niet anders doen dan ronddraaien in een vicieuzen cirkel.
Als wij meenen er te zijn,dan komen wij weer plotseling tot de
ontdekking dat wij nog maar aan het begin staan. Ik zai de
zaak natuurlijk niet van het begin af gaan opdiepen en dan breed