13 december 1927--- 220. De heer Busch informeert of het in verhand met dit voor stel, Burgemeester en 'wethouders gebleken is dat de ambte naren zoo vloeken. Spreker geeft in overweging dit verbod niet in te voeren. Wethouder Endendijk is van meening dat het vloeken in 't algemeen moet worden tegengegaan. Het is gewenscht dat alle middelen daarvoor moeten worden aangewend. Spreker beroept zich op het moreele principe dat in deze zaak is gelegen. Het voorstel vloeit niet voort uit het feit, dat de ambtenaren vloeken. Dc heer Busch zegt dat men de moraliteit niet moet opleggen Ieder weldenkend mensch zal het vloeken afkeuren. De Voorzitter zegt dat deze kwestie nader bij het ambte naren-reglement besproken kan worden. Omtrent het verbod tot het vloeken in openbare gebouwen door Burgemeester en Vethouders voorgesteld worden geen be sprekingen gehouden. 2 05. GEMEENTE-PEES (MEEL. fle afdno,9-1-101). Schrijven van het raadslid Busch,verzoekende te mogen in- terpelleeren inzake benoeming van een agent van politie. De heer Busch heeft verzocht de volgendecvraag aan den voorzitter van den Daad te mogen stellen: "Is het juist wat in de bladen staat omtrent de benoeming va,n een agent van politie 2e klasse raet ingang van 1 Ja.nuari a.s.? Zoo ja, welke reden of redenen hebben den Burgemeester daartoe geleid, door tevens te handelen in afwijking van een gedane belofte,n.1.hiermede te zullen wachten tot dat de be grooting aan de orde komt?" Burgemeester en Wethouders deelen mede dat de i-iaad het verzoek van den heer Busoh niet kan inwilligen. De heer Busch grondt zijn verzoek op de bepaling van art.183 der Gemeentewet Deze bepaling behelst echter de collectieve verantwoordelijk- heid van het college van Burgemeester en Wethouders wegens het dagelijksch bestuur, zooals dit is omschreven in par.1 van het 3e hoofdstuk, aan wellcer slot gemelde bepaling voor komt. Het door het raadslid Busch bedoelde onderwerp valt on der het aan den Burgemeester afzonderlijk bij par.2 van dat zelfde hoofdstuk opgedragen gedeelte van het dagelijksch be stuur. Hieromtrent is de Burgemeester niet aan den xiaad verantwoording verschuldigd. De Burgemeester wenscht echter aan het verzoek in zooverrre tegemoet te komen door hierbij te verklaren, dat de omstandigheden zijn inzicht hebben ge wijzigd en hij het beslist noodzakelijk heeft geacht thans in den door hem aangegeven vorm uitvoering te geven aan het bij de begrooting 1S27 (bijlage C der memorie van toelichting) genomen raadsbesluit van 23 December 1926, inzake de politie- formatie. De heer Busch vraagt nogmaals de interpellatie te mogen houden. Het is Sprekers bedoeling niet om den voorzitter on aangenaam te zijn, doch het gaat hier om het gemeentebelang. Daarom meent Spreker dat de Voorzitter deze interpellatie op prijs had moeten stellen. Waar de eer van den Baad er mede gemoeid is, zegt Spreker dat het zijne bedoeling is eene scheeve verhouding, welke geboren is door het schenden eener belofte, recht te zetten. De Voorzitter zegt dat hij niet voornemens is toe te staan dat de interne aangelegenheden van de politie in het openbaar worden behandeld. De politie-formatie heeft steeds Sprekers aandacht. Spreker, wil dan thans wel mededeelen, dat in de toekomst nog wel meerdere handelingen zullen volgen,' waarvan men verbaasd zal zijn. Spreker wil verklaren dac. nij steeds de grootst. aogvlij.ka.,zuiioiighaikb~oz^--l>^4>xacJat6n )-on elan

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1927 | | pagina 474