30.
zal kunnen tegenspreken, Mijn enkele vraag: "bestaan er verschillen,
mr.fit"~ï7êvestigend worden beuntwoord_« En dat is het waar het "bij mij
"om gaat in de eerste rn voornaamste plaats. Mijn vraag is terecht
gesteld, iets wat U. IL.de V. nu toch ook wel zult willen toegeven.
Thans kom ik aan het tweede de motieven. Naar mijn meening
ligt de "beoordeeling van de motieven welke geleid hebben tot die
verschillen, "buiten den Raad. Ik meen dat in de eerste plaats daar
over te oordeelen heeft het college, aan wie de "begrootingwaarin
de afwijkingen voorkomen, is toegezonden. Dat College is in de
eerste plaats het aangewezene om de motieven te beoordeelen, om te
verklaren: Uwe "beweegredenen die geleid hebben tot de veranderin
gen, waren gerechtvaardigd of niet gerechtvaardigd. En dat Colle
ge zal dan ook de kwalificatie geven van hetgeen heeft plaats ge
vonden,De zaak is,zooals ik zoo straks al zei,niet zoo eenvou
dig als wel lijkt,.. Sr zijn weinig lezingen die niet voor twee
erlei uitleg vatbaar zijn. En ook de lezingen die B.en om
trent de veranderingen geven, zijn stuk voor stuk voor "bestrij
ding vatbaar"behoudens de typfout van post 69, f 35,- inplaats
van f 55,-,wat naar mijn oordeel weer een geheel ander karakter
draagt dan de typfout van post 97.waarover ik terdege een ande
re lezing heb, Waar ik dan tegenover de meening van B.en V, de
mijne zou stellen,zou di+ aanleiding geven tot een eindeloos
dehat,daar B.en W, natuurlijk aan hun standpunt vasthouden,een
debat dat tevoren kan gezegd worden onvruchtbaar te zullen zijn.
En wanneer de Raad nu bestondzooals het College van Gedeputeer
de Staten,uit menschen die dagelijks begrootingen krijgen te
beoordeelen en daarin doorkneed zijn,of maar bestond uit menschen
die hoofd voor hoofd gewend waren ?-m te gaan met cijfers en uit
leggingen,dan ware het misschien nog wat anders. Maar nu dit
eenmaal niet zoo is,en de verschillende kwesties en lezingen dus
zouden moeten beoordeeld worden door menschen,wier dagelijksch
werk dat niet is.afgezien nog van het feit dat er misschien wel
een enkele zou zijn die mij ongelijk zou geven,voor hij mijn le
zing nog had gehoord,nu zou een discussie ons praktisch niets
verder brengen. Ik verklaar hier dus in de eerste plaats om ge
noemde redenen geen oordeel te willen vellen over de motieven
door B.en W. aangevoerd. In de tweede plaats omdat het niet juist
zou zijn vooruit te loopen op de beslissing van een hooger colle
ge, en in de derde en allerlaatste plaats omdat mij de tijd voor
behoorlijke voorbereiding heeft ontbroken.wat ik echter als een
subjectief iets zeer subsidiair stel. Natuurlijk moet worden
uitgemaakt wie gelijk heeft,welke lezing de juiste is,die van
B.en of de mijne. En daarom deel ik U bij voorbaat mede dat
het absoluut vaststaat dat ik een en ander ter kennis van Ge
deputeerde Staten zal brengen en -aan dat college de beoordee
ling der motieven en de kwalificatie van de feiten zal overla
ten. Willen mijne mede-raadsleden anderswillen die wel de mo
tieven beoordeelen,wel een kwalificatie van de feiten geven,
wellicht bij voorbaat de lezing van B.en W» als de eenige juis
te aanvaarden,laten zij dan bedenken dat zij het risico loopen
wan het veto van Gedeputeerde Staten,la,ten zij bedenken dat het
oordeel van Gedeputeerde Staten vele,vele malen zwaarder weegt
dan het hunne,laten zij bedenken dat hen beoordeeling door Ge
deputeerde Staten,dis in strijd is met de hunne,den Raad in een
zonderling daglicht zal stellen door het gansche land.
Wij zouden hiet' uren kunnen debatteeren over de vraag of kan vol
staan worden met een stilzwijgende tosstemming van den Raad.dan
wel of voor iedere verandering in de begrooting zooals de raa.ds-
leden die voor zich hebbennadjrukkelijk door den Raad moet wor
den gesanctioneerd. Maar wet nut heeft hot neen te zeggen,als
Gedeputeerde sta,ten later ja zeggen? En dit is nu maar een voor-
oeeldjUit de vele vragen waartoe de nota van B.en aanleiding
feeeft.
M.de V,.Ik kom thans tot de nota zelf,waarbij ik mij zal bepalen
totde eerste bladzijde. Die bladzijde bevat een drietal beschul-
dügivigen aan mijn adr-esbeschuldigingen dis ik zal weerleggenen
die