217 haken zij gebruik om te voldoen aan oen clcor den 'heer Goedhart uit - gedrukt verlangen in de voorwaarde 13 tu&achen het woord ''gehouden1' Sn "gelijkwaeutij g'f in ta voegen het woord "ongeveer" Burgemeester en Wethouders bieden in verband met het boven staande ter vaststelling aan oen nieuw besluit' waarin met voor noemde wijziging rekening is gehouden, zulks onder intrekking van het besluit dd„ 2 October 1928, 3e afdenr.5-3-35) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming voiuc overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. JkEKEEHBET -'VEBOKDEHIE'GEIT(3e afd.nr.8-1-29 Behandeling van een voorstel van het raadslid G.J.Grootewal inzake wijziging der Verordening, houdende aanwijzing van een ge deelte der gemeentebestemd voor het oprichten, hebben of gebruilen van eenige inrichtingen, vallende onder de Hinderwet» Voorgesteld wordt aan art.l onder rubriek XVI der bedoelde Verordening van 26 Augustus 1927 toe te voegen: "met uitzondering van wasscherijon en snelbleekerijenwerkende zonder stoom of .met lagendrukstroom* gedreven door krachtwerktuigen, waarvan het ver logen of hot gezamenlijk vermogen de grens van 3 P.K.niet over schrijdt? Be Commissie voer het ontwerpen der Strafverordeningen ver- oenigt zich met dit voorstel. Be heer Grootewal zegt het volgende: "Daar in de vorige vergadering mijn voorstel om de beperkende be paling aan wasscherjjen opgelegd, gedeeltelijk weg te nemen, is verworpen, ben ik zoo vrij geweest nogmaals een voorstel in dien geest te doen en vind ik het van belang, mijn voorstel toe te lichten. Ik wil dan beginnen te verklaren, dat ik overtuigd ben dat het ongewenscht is, dat wij in de kom der Gemeente groote fabrieken of inrichtingen zouden krijgen, welke schadegevaar of hinder zouden kannen veroorzaken en ik vind het daarom noodzakelijk, dat wij een verordening hebben waardoor dit voorkomen wordt. Ik ben echter overtuigd, dat bij het maken van de bestaande «verordening te weinig aandacht is geschonken aan de verstrekkende gevolgen welke daaruit kunnen voortkomen, Ir moet namelijk wel bedacht worden, wat was de bedoeling van den wetgever bij het vaststellen van de Hinderwetnamelijk te voor - komen, dat in een bepaald gedeelte van de gemeente inrichtingen zouden moeten worden geduld, welke schade.gevaar of hinder kunnen veroorzaken. 2Tu geef ik onmiddellijk toe, dat uit zou kunnen zijn bij was- soherijen, doch dan alleen bij groote fabrieksmatig ingerichte inrichtingen en wel, omdat deze moeten werken met stoomketels voor hoogenstoomdruk,fabrieksschoonsteenen, stoommachines enz, terwijl groote hoeveelheden verbrui.kswater moeten worden afgevoerd. Ofschoon bet Gemeentebestuur hei' recht heeft, deze nadeelige gevolgen door bindende voorwaarden in de vereischte hinderwet-vergunning te on dervangen, kan ik me voorstellen dat men deze inrichtingen in een bepaala gedeelte van de Gemeente wil vreren» Kaar wanneer men echter een verordening maakt waarbij men kortweg aan wassob.e-.rijen in het algemeen, dus onverschillig of ze groot of klein, of ze gevaar, schade of hinder veroorzaken of niet verbiedt zich in de kom der Gemeente te vestigen dan is dat mijns inziens in 3trijd ipet de Wet en zeer zeker niet de bedoeling van den Wetgever. Bovendien zijn in dat geval de consequenties van een derge lijke verordening niet door ta voeren, omdat volgens Kon.Besluit 'van 8. Kei... 191.8 o.e Wet geen ondexscheicl maakt nvi nhfi

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1928 | | pagina 470