2J Maart 195"! t
45.
die hierdoor te verkrijgen ware. De termijn van 5 maanden was
0p 8 Maart j.1. verstreken. Op het terrein is van "bouw" geen
sprake. De afbraak van het oude woonhuis eischte niet de goed
keuring van den Raad en valt dus buiten het besluit«Het maken
van één enkele sleuf in het Terre'in aan de Oostzijde van de af
braak, ook al is deze als fundeeringsontgraving misschien op de
goede plaats gemaakt (wat de heer Doorman niet kon nagaan) en
het daarbij plaatsen van een enkel profiel, zijn niet als een
"begin van bouw" aan te merken. Hoogstens - als een en ander
juist is uitgezet- kan men spreken van "vo orbereiding tot den
bouw". Op overmacht (vorst) kan de aannemer zich niet beroepen,
daar het Raadsbesluit dienaangaande niets bepaalt. En overigens
is deze vorst hoogstens pas 1 of 2 dagen bezwarend geweest voor
dit soort werk, zoodat de heer Starink zijn werk pas in de al
lerlaatste dagen is gaan voorbereiden. In verband hiermede ver
zoekt de heer Doorman aan B» en nog heden kdat was 9 Maart)
een deskundig plaatselijk onderzoek te willen doen instellen
naar den stand der werkzaamheden en om - indien de bovengestel
de feiten juist blijken te zijn - den heer Starink mede te dee-
len dat de bouwvergunning vervallen is. Ten slotte verzoekt de
heer Doorman aan B. en W van de bevinding® enz. wel mededee-
ling te willen doen aan den Raad.
De Voorzitter deelt mede dat 3. en W.den heer Doorman op
20 Maart j.1. een antwoord op zijn schrijven hebben gezonden,
waarin het volgende is medegdeeld:
"Bij raadsbesluit van 8 December j*l. 1e afdeeling no.1717,
werd onder in het besluit genoemde voorwaarden aan G.Starink
wonende te de Bilt ontheffing verleend van het bepaalde bij ar
tikel 15 der gemeentelijke bouwverordening in verband met zijn
voornemen tot den bouw van acht woningen onder één kap op een
terrein aan de BurgGrothastraatOnder de gestelde voorwaarden
komt de bepaling voor, dat indien niet met den bouw zal zijn
aangevangen binnen drie maanden na de dagteekening van dit be
sluit de verleende ontheffing zal zijn vervallen.
Mitsdien moest zijn aangevangen op 8 Maart 1951*
Op 9 Maart j.1., zijnde den dag van ontvangst van Uw schrij
ven, is door den opzichter van Bouw— en Woningtoezicht ter plaatse
van het bouwwerk een onderzoek ingesteld en daarbij het navolgende
geconstateerd
1e.dat het nieuw te bouwen blok woningen op het terrein is uit, -
gezet
2e.dat een gedeelte van de fundeeringsleuven zijn ontgraven;
5e.dat een 55 stuks kozijnen voor den bouw benoodigd ter plaatse
gereed staan.
Wij kunnen hieraan nog toevoegen dat de bouwondernemer op
25 Februari j.1. heeft kennis gegeven met deafbraak van de
bestaande villa "Rozenoord" een aanvang te hebben gemaakt,
hetgeen inderdaad is gebleken.
Aangezien ons College van oordeel is, dat de bouwondernemer
aan zijn verplichting heeft voldaan door vóór het verstrijken
van den gestelden termijn van 5 maanden de onder 1 t/m 5 om~
schreven werken te verrichten en het afbreken van de oude
villa naar ons oordeel in het gegeven geval moet beschouwd
worden als te behooren tot de werkzaamheden verbonden aaa de
stichting der nieuwe woningen om reden, dat de materialen
voor