23 Maart "193146. voor een deel moeten dienen voor den nieuwbouw en bovendien deze nieuwbouw tot stand gebracht wordt op den ondergrond der oude villa, hebben wij geen vrijheid kunnen vinden aan de bedoelingen van den raad, neergelegd in meergenoemd be sluit, den uitleg te geven als door U in Uw schrijven wordt voorgedragen. Op dien grond hebben wij geen gevolg gegeven aan Uw verzoek den heer Starink mede te deelen. dat de bouwvergunning (bedoeld zal zijn de ontheffing)vervallen is. Uw schrijven alsmede een afschrift van ezen brief hebben wij overeenkomstig Uw verzoek bij de stukken behoorenüe tot de agenda der raadsvergadering van 23 dezer gevoegd." De heer Doorman merkt naar aanleiding van het antwoord van B. en W.op, dat het hier de kwestie is, of de afbraak wel met den bouw te maken heeft. Artikel 1, eerste alinea van de Bouw verordening zegt dat het verboden is te bouwen zonder schrifte lijke vergunning van B. en W. of zonder inachtneming van do be palingen dier verordening en de voorschriften, tot hare uitvoe ring gegeven, terwijl de tweede alinea van dat artikel zegt,dat van het sloopen van een gebouw vooraf schriftelijk kennis noot worden gegeven aan B. en Volgens deze bepalingen staat naar Sprekers oordeel de slooping afzonderlijk van den bouw; slooping is dus geen begin van den nieuwbouw. B. en W. zijn daarentegen van oordeel dat in dit geval de slooping moet worden beschouwd als te behooren tot den bouw. Spreker wil dan nog even opmerken, dat tot nu^oe geen bouwvergunning is afgegeven, en hij vraagt zich nu ai welk recht de man dan begonnen is te bouwen door het maken van een sleuf. De man zou dus volgens den uitleg van B. en W. een aanvang hebben gemaakt met den bouw, terwijl hij de daartoe vereischte vergunning nog niet heeft bekomen. In dit geval moest dus proces-verbaal opgemaakt zijn. Spreker, die er nog op wijst dat men nog niet weet waar het bouwwerk precies komt te staan, meent dat hier nog geen sprake kan zijn van een begin van den bouw. Spreker meent dat de zaak opnieuw onder oogen moet worden gezien. Het is hier d e kwestie dat of Spreker gelijk heeft, zoodat dan de ontheffing vervallen is, of dat men aanneemt dat met den bouw begonnen isj doch dan moet proces verbaal opgemaakt worden, daar geen bouwvergunning verleend is. De Voorzitter stelt voor deze zaak als punt van behandeling aan de agenda toe te voegen, waartoe wordt besloten. De heer Doorman zegt dat hij bij de ingekomen stukken nog een stuk mist, n.1. een schrijven, waarin hij eenige vragen heeft gesteld. Volgens de bepalingen van het Reglement van Orde voor den Raad worden de vragen, welke door een lid tot B» en W. gericht zijn, met de antwoorden daarop van B. en Vter kennis van den Raad gebracht. De Voorzitter antwoordt hierop, dat hij het schrijven van den heer Doorman beschouwd had als te zijn bestemd voor B.en W. Spreker, die zegt dat hij het alsnog ter kennis van den Raad zal brengen, deelt hierna mede, dat bij B. en W. de volgende vragen van den heer Doorman zijn ingekomen; i#Is het juist dat door Uw College pogingen zijn aangewend bij den eigenaar van perceel van V/eedestraat 3 0ID zijn medewer- king te verkrijgen ter verruiming van het profiel van Spoor straat en Korte Melmweg, voor zoover deze diens perceel begren zen? 2«Is het juist dat deze medewerking geweigerd is? 3«Is Uw

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1931 | | pagina 128