29 April 195187.
Maatschappij. Spreker wil dus in dit uitzonderingsgeval helpen,
niet door toekenning eener subsidie, omdat men dan voor tal
van consequenties komt te staan, doch door het verleenen van
afdoende hulp aan de kleiné^veehoudersdie de slachtoffers
zijn. De grootere boeren behoeven naar Sprekers oordeel niet
geholpen te worden. Men moet dus trachten te dezer zake over
eenstemming te verkrijgen met de Vereeniging.
De heer Gasille zegt evenveel sympathie voor deze zaak te
hebben als de heeren de Bruijn en van „Klooster, doch het gaat
hier om het principe. Thans wordt steun voor een kleine
categorie van menschen gevraagd. Het zou heel wat anders zijn
wanneer het een groote categorie betrof. Spreker kan hier geen
gemeenschapsbelang zien.
De heer van Doorne merkt op dat bij het sterven van 4
koeien, de door de gemeente verleende subsidie ad 1000,= ver
bruikt zou zijn.
De heer van den Breemer zegt dat de Vereeniging toch ook
weer contributies ontvangt.
De heer van Doorne zegt dat het er toch eigenlijk omgaat
om de kleine boeren te steunen. Spreker zou dan een commissie
willen benoemen, bestaande uit de heeren de Bruijn en van den
Breemer, die dan kan beoordeelen tot welk bedrag de kleine
boeren moeten worden gesteund. De groote boeren moeten naar
Sprekers oordeel uitgesloten worden voor toekenning van steun.
Spreker zou op een dergelijke voorwaarde subsidie willen toe
staan.
De heer van den Breemer wil nog even in herinnering
brengen dat de groote boeren in de Vereeniging blijven om de
kleine boeren te steunen. Eerstgenoemde boeren kan men dus niet
uitsluiten voor de toekenning van steun.
De heer van Doorne blijft van oordeel dat de gevraagde
subsidie ten goede moet komen aan de kleine boeren, en niet
aan de groote boeren.
De heer van Klooster zet nogmaals zijn standpunt uiteen.
De door den heer Busch voorgestelde regeling acht Spreker
niet in het belang der zaak. Wanneer men tot herverzekering
overgaat, moet zeer zeker het dubbele betaald worden.
De heer Grootewal zegt dat hem uit de verschillende mede-
deelingen van den heer van Klooster blijkt dat de premie te
laag is. Volgens Spreker is er geen sprake van dat de groote
boeren de kleine boeren hebben geholpen. De groote boeren pro-
fiteeren^zelfs van de te lage premies. Spreker wil bij een her
verzekering voor de kleine boeren 50^ verzekeringspremie voor
rekening der gemeente nemen.
De heerHilhorst constateert dat hier een groot verschil
van meening is. Het helpen van den kleinen man acht Spreker
zeer zeker in het belang der gemeenschap. Deze groep van
menschen heeft nooit bij de gemeente aangeklopt om steun.We
gens het mond- en klauwzeer, dat onder het vee in deze gemeen
te heerschte, was het te voorzien dat de Vereeniging in moei
lijkheden zou komen. Spreker betoogt ook nog eens dat de groo
te boeren de kleine boeren helpen. Wanneer de groote boeren uit
de Vereeniging getreden waren, was de Verzekering reeds lang
verdwenen tot schade van den kleinen man. Spreker zou het een
zeer verstandig besluit vinden, wanneer men die groep van men
schen afdoende hielp, en die menschen zouden het best geholpen
zijn door toekenning van een gift ineens, zoodat ze voortaan
niet meer behoefden aan te kloppen»
Wethouder Endendijk