20 Mei 1931 114, dat deze periode negenoeg geëindigd was. Aangezien echter de N.V. Enghrand in liquidatie tegen uitstel ernstige, bezwaren maakte, juist in verband met hare liquidatieplannen., en wij het voor het gemeentelijk grondbezit van belang hebben geacht, gebruik te maken van de afgraving van het grondperceel der voormelde N.V, zijn wij er toe overgegaan het werk te doen uitvoeren door eenige werkloozen, Het werk heeft in dit geval ook buiten de werkverschaffings periode om, bijgedragen ter bestrijding der werkloosheid," De heer Doorman wenscht naar aanleiding van het gegeven antwoord nog iets te zeggen. Het is Spreker gebleken, dat to taal is afgeweken van hex besluit van den Raad, daar de werk zaamheden als object voor de werkverschaffing moesten worden uitgevoerd. Hier is alleen met de belangen van de N-V de Engh rand rekening gehouden. Wethouder Endendijk zegt nog dat het werk moest worden uitgevoerd, daar anders de grond van de Enghrand zou worden uitgegraven en verkocht voor metselzand. De heer Doorman zegt dat men niet bang behoefde te zijn dat geen grond te krijgen was. Spreker heeft indertijd, toen het voorstel, dat eigenlijk van Spreker was, in behandeling kwam er op gewezen dat ook op andere plaatsen zonder bezwaar grond kon worden weggehaald-, Men had dus de werkzaamheden zeer goed kunnen bewaren voor den a.s, winter. De heer Busch zegt van oordeel te zijn dat wel grond was te verkrijgen van een anderen eigenaar, zoodat het werk nu niet behoefde uitgevoerd te worden. Waar werkelijk de bedoeling geweest is de werkzaamheden in werkverschaffing uit te voeren, heeft het betrokken Raadsbesluit niet beantwoord aan het doel, waarvoor het genomen is. Slechts enkele werkloozen hebben er nu van geprofiteerd. Spreker moet zich dan ook in dit geval scharen aan de zijde van den heer Doorman. 106,WEGEN - EIGENDOMMEN - COMPTABILITEIT. De Voorzitter brengt vervolgens in behandeling de door den heer Gasille in de raadsvergadering van 29 4.pril j.1, gestelde vragen, met de daarop door B. en W. gegeven antwoorden. Bedoel de bescheiden hebben ter inzage gelegen voor de raadsleden bij de "ingekomen stukken", Spreker deelt naar aanleiding van de eerste vraag van den heer Gasille mede, dat de gemeente bij raadsbesluit van 26 Maart 1920 niet aan G.Nollen te Scheve- ningen de daarin omschreven gronden verkocht, doch aan G.Nollen te Scheveningen of_ aan zijne nader te noemen lastgeversBij in leidend verzoekschrift van 18 September 1919 doet de heer G.Nol len het verzoek tot grondaankoopniet voor zichzelf, doch voor gi.jP- lastgever. Bij schrijven van 31 Januari 1920 deelt de heer Nollen mede, dat zijn lastgevers den koop onder de gestelde voorwaarden aanvaarden. De heer Nollen treedt dus op als last hebber. Waar echter zijn lastgever(s) op het oogenblik der tot standkoming van het raadsbesluit nog niet bekend was(waren),is bovenbedoelde terminologie in het raadsbesluit ten rechte,zoo als overigens steeds gebruikelijk, gebezigd. Vóór de passeering der notarieele acte op 8 Oct. 1920 heeft de lasthebber G.Nollen zijn lastgevers genoemd.- de heeren A.A.Kuijer en JW.Thuring- immers in deze notarieele acte worden genoemde heeren als de koopers vermeld. Er is in afwijking van het raadsbesluit geen grond getransporteerd aan anderen dan aan den kooper. De heer Gasille zegt dat hij in de vorige vergadering de vragen heeft moeten stellen, omdat de vroeger door hem gestelde vragen

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1931 | | pagina 264