24 Juni 1931 132'.
niet zoo groot zijn voor Soest.
Se h^er ven Klooster meent zeker te weten dat den vori-
gen keer is besloten» dat zoolang de kwestie van het Gelder-
sche Vallei-plan niet was opgelostde Raad zich niet zou
uitsprekenmaar dat daarna de gemeente zou bijdragen. Naar
Sprekers oordeel moet men thans fatsoenshalve in de kosten
bijdrggen»
De heer Gasille is deze meening niet toegedaan»
De heer Doorman gelooft niet dat in den Raad omtrent deze
aangelegenheid een stemming tot uiting is gekomen» Hu het
vallei-plan van de baan is» vindt Spreker het wel billijk dat
de gemeente een bijdrage in de kosten verleent. Spreker geeft
toe, dat de verdeeling der kosten misschien niet zoo gemakke
lijk te maken is, doch de afsnijdingen, welke tot stand ge
bracht zijn» komen ten goede aan Soest en Amersfoort, en ze
ker niet aan Baarn»
De heer Busch meent dat door den Raad geen toezegging is
gedaan» Spreker herinnert zich uitdrukkelijk gezegd te hebben,
dat hij het belang voor Soest in deze zaak niet kon inzien»
Voorts moet men rekening houden met de gemeente financiën.
Spreker zegt vervolgens dat hij destijds geen inlichtingen
heeft verkregen omtrent cle tonnemaat, Zijn er echter inderdaad
toezeggingen aan Ged»Staten gedaan» dan is de gemeente moreel
verplicht een bijdrage te verleenen» Alvorens zijn stem nader
te motiveeren, wil Spreker weten wat in de verga dering,waarin
deze questie indertijd behandeld is geworden, gesproken is.
De heer Hilhorst meent dat de verhouding niet geheel in
orde was. Naar Sprekers oordoel moeten Soest en Baarn op één
lijn staan» terwijl voorts de voorwaarde gesteld moet worden,
dat Soest te allen tijde het recht heeft haven- en losplaatsen
te maken» wanneer zulks gewenscht is. Spreker vindt dat Soest
wel degelijk belang bij een dergelijke voorwaarde heeft
De Voorzitter zegt dat door de eerste weigering van Soest
om bij te dragen in de kosten, het bedrag van Soest is betaald
geworden door Amersfoort» Aan een onderverdeeling is dus niets
meer te veranderen» Ket gedeelte.; door Amersfoort overgenomen,
ligt dus vast.
De heer van den Breemer zegt wel vóór het voorstel te
zijn, doch hij wijst er nadrukkelijk de aandacht op dat de
dijken en beschoeiingen veel te lijden hebben door de scheep
vaart, vooral wanneer deze toeneemt.
De Voorzitter wijst er nog eens op dat de Raad zich bij
de niet-totstandkoming van het Geldersche Vallei-plan in
principe uitgesproken heeft voor toekenning der voorgestelde
bijdrage. Zulks is ook aan Ged.Staten medegedeeld, Spreker,
die de notulen der geheime verga deringen laat halen, stelt
voor een en ander onder de pauze te bezien, en dit punt dan
straks weer opnieuw aan de orde te stellen»
Aldus wordt besloten.
21.B0UWP0LITIE. 1e Afd. nr1962).
Behandeling /an een adres van EUKleijn, alhier* verzoeke
de hem ontheffing te verleenen van het bepaalde bij de arti
kelen 14 sub VI en 15 der Bouwverordening, in verband met
zijn voornemen tot den bouw van drie woningen onder één kap
op een terrein aan de Middelwijkstraat»
Waar door 3» en Wh in het onderhavige geval geen ont
heffing kan worden verleend van het bepaalde in artikel 14
sub VI der Bouwverordening» stellen zij voor afwijzend te
beschikken