25 Augustus 1951 188.
doet er nog een scheerje op, terwijl de gemeente weer verder
gaat. Spreker wijst er voorts nog op dat dit reglement ook
veel verder gaat dan het vroegere ontwerp. Spreker, die op
een en ander nog nader terug aal komen, wil er nu reeds dadelijk
de aandacht op vestigen, dat de wachtgeldregeling veel te
royaal is. Ook bij het kijk gaat deze regeling naar Sprekers
oordeel te ver. Spreker zegt tenslotte dat hij niet met alle
voorstellen kan meegaan»
De Voorzitter is van meening, dat deze reglementen niet
te royaal zijn opgezet. Vooral in den tegenwoordigen tijd moet
het sociale probleem toch zoodanig worden opgelost, dat er be
hoorlijke rechtspositieregelingen met arbeidsvoorwaarden zijn;
èn van liberale, en van Christelijke zijde moet men de mensc-he-
ïijke persoonlijkheid hoog schatten. Spreker zegt dat de bepa*
ling van de ziekt«termijnen en de wachtgeldregeling deli
cate kwesties zijn. Een ambtenaar vindt immers niet dadelijk
bij de opheffing zijner betrekking een nieuwe betrekking.
Overigens zijn bij de voorgestelde regelingen voldoende waar
borgen, dat misbruik niet mogelijk is, want beide partijen
moeten uitzien naar een behoorlijke betrekking.Spreker her
haalt nog eens, dat hij persoonlijk van oordeel is, dat dit
reglement niet zoo royaal is opgezet. Men moet bovendien re
kening houden met hetgeen bij andere openbare lichamen,als
Rijk en Provincie,is bepaald. En dan vindt men gelijksoortige
bepalingen in de reglementen dier lichamen. Naar Sprekers
meening moet er bij de openbare lichamen in dit opzicht een
heid zijn.
Vervolgens wordt tot de artikelsgewijze behandeling van
het Ambtenaren-reglement overgegaan.
Art.29, 3e lid. De heer G-asille merkt op, dat toch voorheen
de Raad moest besluiten tot het toekennen van extra perio
dieke verhoogingen. Spreker vraagt waarom nu B. en W. die be
voegdheid moet worden gegeven.
De Voorzitter zegt, dat in de salarisverordening voor het
gemeentepersoneel een gelijke bepaling opgenomen is,als thans
wordt voorgesteld in het ambtenarenreglement.
De heer Gasille meent toch dat voorheen de Raad extra
verhoogingen toekende. Zulks is n.l.ook onlangs geschied,toen
B* en W. voorstelden extra periodieke verhoogingen toe te kennen
aan de heeren Hospers en Kerkhoff.
De Voorzatter zegt dat de door den heer Gasille bedoelde
verhoogingen voor die ambtenaren ter sprake zijn gekomen bij
de aanbieding der desbetreffende begrootingswijziging,hetgeen
door den heer Buseh nog nader wordt toegelicht.
De heer Gasille zegt tenslotte dat hij accoord kan gaan
met de voorgestelde bepaling,voor het geval zulks thans reeds
bepaald is in de salarisverordening.
Het artikel wordt ongewijzigd vastgesteld.
Art*30, 1e lid. De heer Doorman vindt deze bepaling te royaal.
Spreker verwijst naar de gevallen genoemd onder art.TO.a en c_,
en wil bij tijdelijk aangesteld personeel het salaris bepaald
zien beneden het minimum van de aan den betrekkelijken rang
verbonden wedde, voor het geval dat de betrokken ambtenaar
niet in het bezit is van een bepaald bewijs van bekwaamheid.
De Voorzitter meent dat de geschiktheid niet uitsluitend
bepaald moet worden naar het examen.
De heer Busch merkt op dat tijdelijke aanstelling toch
van maand tot maand geschiedt, en dat de betrokken ambtenaar
dus bij eventueel gebleken ongeschiktheid kan worden ontsla
gen.
Wethouder