- 216. staatswerken, wélke in beheer en in onderhoud zijn bij water schappen, bij haar in beheer en in onderhoud overneemt op ge makkelijke voorwaarden. Het ligt dus op den weg der waterschap pen om zich te dezer zake tot de provincie te wenden. Er is dus een weg voor de waterschappen om aan die onkosten te ontkomen. De heer de Bruijn vraagt of hier de calamiteuze polders bedoeld worden. Wethouder Lodeesen zegt dit woerd niet te kennen. De heer Gasille merkt op, dat die polders alleen in Zee land bestaan. Wethouder Lodeesen zegt dat de bepalingen omtrent het on derhoud der dijken en kaden al van ouden datum zijn. Het onder houd der Eem is dan ook niet te vergelijken met het onderhoud van $00 jaar geleden. De regelingen dienaangaande zijn dan ook geheel verouderd, waaraan de gemeente niets kan doen. Spreker is van meening dat de waterschappen zich op grond van de bepa lingen, voorkomende in de door hem genoemde Wet, moeten wenden tot de provincie om te trachten het onderhoud door de provincie te doen overnemen, en naar Sprekers oordeel zal de provincie niet onbereid zijn om het volle beheer op zich te nemen. De heer van Klooster zegt dat hij niet zoo in de Wetten thuis is, doch voor Spreker staen hier feiten vast. Spreker be grijpt de heeren Endendijk en de Bruijn niet. Men had niet kunnen voorzien wat gebeurd is.Door de uitdieping van de Eem, alsmede door de toename van de .motorbooten, varende door de Eem, worden de kaden geweldig beschadigd. Vroeger werd voor onderhoud door het Y/aterschap 100,= betaald, doch dit jaar moet al 1000.= uitgetrokken worden. Spreker, die in dit verband wijst op de Wet van 1872, zegt dat bij Ged.Staten reeds alle moeite is gedaan om het onderhoud bij de provincie te krijgen.Op ver zoek van de waterschappen, heeft een ingenieur den toestand in oogenschouw genomen. Deze zei dat het onbillijk is dat de Water schappen belast zijn met het onderhoud, doch de Wet regelt dit nu eenmaal. Spreker zegt dat hij niet met het voorstel van B-en W. kan meegaan. Wethouder Lodeesen vraagt of de heer van Klooster bedoelt niet te kunnen medewerken aan de bestendiging van den toestand, waarin de waterschappen verkeeren. De heer Gasille merkt op, dat de heer van Klooster zich niet kan vereenigen met de bepaling, dat het onderhoud van den water kant voor rekening der waterschappen komt. De Voorzitter betoogt nogmaals dat de door den Raad ge- wens chte voorwaarde niet te stellen is. De waterschappen zijn volgens de bestaande wettelijke voorschriften verplicht tot onderhoud. Men moet deze aangelegenheid vergelijken met een erfdienstbaarheid. Een derde kan zich bij een kwestie daarin ook niet mengen. Wanneer men iets wil doen, dan moet men prin cipieel op het besluit van 24 juni j.1. terugkomen en van het standpunt uitgaan, dat voor de Eemverbetering niets wordt ge geven De heer Busch kan zich met het gezegde van den Voorzitter vereenigen. De kwestie is al zooveel besproken, en men was er steeds unaniem voor om bedoeld onderhoud niet ten laste te brengen van de gemeente of de waterschappen. Wanneer de Pro vincie het onderhoud niet overneemt, is Spreker er voor om de geheele subsidieverleening in te trekken, daar dan wel gehandeld zal worden volgens den wensch van de meerderheid van den Raad. De heer

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1931 | | pagina 468