11 November 1921 262.
Deze voorstellen worden tegemoet gezien, en voorts wordt
besloten niet in te gaan op het aanbod der gemeente Amers
foort tot aankoop van de pomp met ketel.
236.HINDERWET. VERORDENINGEN (1e afd. nr.1839).
Behandeling van het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders om geen ontheffing te verleenen van de verbodsbepaling
der verordening ex artikel 4 der Hinderwet, benoodigd voor
een door de N -0.B.I.Mij.voorgenomen uitbreiding van haar
benzinebewaarpiaats aan den Veldweg.
B. en W. deelen bij schrijven dd. 4 November j.1. mede
dat, waar reeds eenige vergunningen zijn verleend tot het ter
plaatse in voorraad mogen hebben van een hoeveelheid van
72.000 Liter, zij van meening zijn, dat het kwantum opgeslagen
benzine reeds meer dan voldoende is voor de uitoefening var-
het bedrijf door de O.B^I.M. Mitsdien stellen zij voor aan
meergenoemde NV. geen ontheffing te verleenen van het be
paalde in bovenvermelde verordening.
Bij schrijven van 7 November d.a.v. deelen B. en W. mede,
dat nader gebleken is, dat hij de laatstelijk verleende ver
gunning ingevolge de Hinderwetonder sub 26 de voorwaarde is
opgelegd, dat de voorraad benzine in vaten niet meer mag be
dragen dan 2000 L. waardoor in stede van 20.000 L.slechts
2000 L. benzine bovengronds in ijzeren vaten mogen worden
opgeslagen, zoodat de totale hoeveelheid benzine, welke ter
plaatse mag worden opgeslagen, 54.000 L.bedraagt. Aangezien
B. en W. van oordeel zijn, dat de groothandel zoo weinig mo-
w .gelijk belemmerd moet worden, zijn zij nader bereid den
Raad in overweging te geven aan de N.V.O.B.I.M. voornoemd
eene ontheffing te verleenen ten behoeve van de plaatsing
van 1 tank met een inhoud van 20.000 L.tengevolge waarvan
dan in totaal -74.000 L. opgeslagen mag worden, derhalve 2000
Liter meer dan de oorspronkelijk door hun college aangeno
men hoeveelheid.
De heer Grootewal zegt dat het hem vreeselijk gefrap
peerd heeft, dat B. en W. in hun schrijven mededeelen, dat de
opgeslagen benzine reeds meer dan voldoende is voor de uit-'
oefening van het bedrijf der O.B.I.M, Zulks staat naar Spre
kers oordeel niet ter beoordeeling van B. en W. Spreker zou
zich kunnen indenken dat B. en W. bezwaren hadden met het
oog op het brandgevaar. Doch de Maatschappij heeft een
zeer moderne inrichting, zoodat van eenig gevaar absoluut
een sprake kan zijn. Menige plaats in Nederland zou willen,
at er dergelijke moderne inrichtingen in hunne gemeenten zou
den zijn. Waar de opslagplaats dus uiterst modern ingericht
is, stelt ^Spreker voor een ontheffing te verleenen voor de
oprichting van twee tanks van 20.000 Liter. Spreker merkt
hierbij nog op dat volgens het rapport der Benzinecommissie
een opslagplaats van benzine nabij spoorwegemplacementen en-
havens tot elke hoeveelheid voor bedrijfsdoeleinden kan wor
den toegestaan, zulks onder de bekende voorwaarden.
De heer Endendijk is bij nader inzien ook van meeningJ
dat men thans niet op den goeden weg is. Spreker wil dan
ook het rapport der Benzinecommissie aanhouden. Alhoewel
daarvan indertijd is afgeweken bij de plaatsing van benzine
pompen, wil Spreker thans ontheffing verleenen, daar dit
rapport zegt dat onder voorwaarden onbeperkte hoeveelheden
kunnen worden opgeslagen bij spoorwegemplacementen enz. ten