17 December 1931 288.
moet opzetten. Spreker heeft er geen bezwaar tegen om den In
specteur tot Commissaris te bevorderen, wanneer de Burgemees
ter de zekerheid geeft dat niet binnen afzienbaren tijd een
voorstel wordt ingediend om ook weer een Inspecteur te be
noemen.
De heer Bleeker meent dat de aanstelling van een nieuwen
ggent zeer zeker ten goede zal komen aan den nachtdienst.
Spreker vraagt voorts den heer Busch of deze het gewenscht zou
achten dat aan den buitendienst niets werd gedaan.
De Voorzitter zegt dat door een ongelukkig toeval de kwes
ties van vermeerdering van het corps en de instelling van een
commissariaat aan elkander zijn gekoppeld.Afgescheiden echter
van de vermeerdering van het corps, is de vestiging van een
commissariaat ook door B. en V/. besproken. Het vestigen van
een xcommissariaat berust echter bij de Kroon; het is hier dus
alleen maar de bedoeling om het gevoelen van den Raad te ver
nemen. Toen die zaak nader ter sprake kwam is Spreker terug
gekomen op de crediet-aanvrage voor aanstelling van een nieuwen
agent, daar de dienst thans goed functionneert. Het commissari
aat is dus geheel afzonderlijk naar voren gebracht. Spreker
wijst er voorts op, dat hier in deze gemeente de werkzaamheden
van den Burgemeester geen sinecure zijn. Verder zegt Spreker
nog, dat de instelling van een commissariaat eigenlijk een
formeele kwestie is, daar de Inspecteur hier reeds alles zelf
standig onderzoekt, doch dat neemt niet weg, dat de Burgemees
ter thans als hoofd der politie voor alle feiten kan worden ge
roepen. Spreker wijst er op, dat de werkzaamheden van Burgemees-»
ter en die van Hoofd van- Politie in deze gemeente moeilijk te
vereenigen zijn. Doch afgezonderd daarvan zal Spreker als hoofd
der Politie voorstellen tot vestiging van een Commissariaat
van Politie doen, zoodra hij het oogenblik daarvoor aanwezig
acht. Spreker weet nu het gevoelen van den Raad en hetgeen de
Kroon beslist, zal door den Raad aanvaard moeten worden. Spreker
wijst er tenslotte nog op, dat de benoeming van meerder perso
neel bij de politie voorloopig niet zal plaats hebben; zulks
hangt ook geheel van den Raad af, omdat deze moet beslissen
omtrent het toestaan der benoodigde credieten.
De heer Grootewal zegt dat zijn bezwaar er alleen om gaat
dat de voorstelling van zaken niet juist naar voren is ge
bracht. Wanneer de Raad geweten had dat de Burgemeester al ja
ren bezig was met de vestiging van een commissariaat, dan zou
er wellicht weinig over gesproken zijn. Wanneer de Burgemeester
nu evenwel beweert, dat de zaak niet gebaat is met de vermeer
dering van één agent, dan kazi Spreker niet begrijpen,hoe de
Burgemeester eerst met dit voorstel is gekomen. Spreker zegt
ten slotte voor de instelling van een commissariaat te zijn,
wanneer het politiecorps niet wordt uitgebreid.
De Voorzitter zegt dat de instelling van een Commissari
aat reeds een onderwerp van bespreking met de desbetreffende
autoriteiten van verscheidene jaren is.
De heer de Bruijn verzoekt den Burgemeester de meerdere
werkzaamheden nog wat op zich te nemen zulks in verband met
de tegenwoordige tijdsomstandigheden, daar Spreker van oordeel