17 December 1951298.
soenen uit te besteden, en alzoo de werkzaamheden niet meer
in eigen beheer uit te voeren. Spreker hoopt dat een en ander
tot een plan zal komen, en dat er rekening mee gehouden wordt
dat ook in de gemeente nog andere menschen zijn, die deze
werkzaamheden kunnen verrichten. De heeren Kraaijenhagen en
Geijtenbeek zijn ook in staat wat goeds te leveren. Wellicht
zal men dan een schooner aanblik van de plantsoenen verkrijgen.
Spreker kan niet erg roemen over het werk van den heer Kraaijen-
brink. Spreker stelt voor het uitgetrokken bedrag te beperken
tot 400,= voor de eerste 4 maanden van het jaar, en B.en W.
te verzoeken ten spoedigste, dus binnen die 4 maanden, plannen
in te zenden met betrekking tot het onderhoud der plantsoenen.
De heer Grootewal vindt de plantsoenen ook niet erg mooi,
voorzoover hij dit kan beoordeelen. Waar stemmen opgaan om de
zaak in den loop van het volgend jaar te bekijken, is Spreker
van oordeel dat men zich niet aan den heer Kraaijenbrink moet
binden voor een geheel jaar. Spreker is het dus eens met het
voorstel van den heer Gasille om een bedrag van 400,= uit te
trekken, zulks in afwachting van de nadere plannen van B.en W.
De Voorzitter zegt dat B. en W. niet het voorstel doen
om den heer Kraaijenbrink voor een jaar aan te nemai,doch van
maand tot maand. Wanneer men het voorstel van den heer Gasille
zou aanvaarden, zou het college genoodzaakt worden om binnen 4
maanden met andere voorstellen te komen, en Spreker weet niet
of zulks wel mogelijk is.
De heer Endendijk meent dat hier een indruk wordt geves»
tigd alsof men den heer Kraaijenbrink wil uitbuiten. De heer
Kraaijenbrink, die deskundig is, is met verschillende werkzaam
heden voor de gemeente bezig, welke nagenoeg zijnjgjieelen per
soon eischen. Wanneer men meent in de toekomst een andere
richting te moeten uitgaan, kan men den heer Kraaijenbrink
voor de eerste vier maanden van het jaar, waarin vele werkzaam
heden zijn te verrichten, geen belooning toekennen gelijk aan
dat van een grondwerker bij Openbare Werken. Bijaldien men
den heer Kraaijenbrink voor 4 maanden aanneemt, wil Spreker
hem een belooning van 150,= per maand toekennen. Indien de
heer Kraaijenbrink ook voor de overige maanden aangenomen wordt,
kan v/eer een nivelleering der belooning, berekend naar 1200,=
ls jaars, plaats hebben. Men moet den heer Kraaijenbrink, die
bekwaam is en zich met toewijding aan zijn werk geeft, niet
misbruiken.
De Voorzitter zegt dat hier geen sprake van uitbuiten is.
Het werk van den heer Kraaijenbrink wordt zeer gewaardeerd,
doch het betreft hier een tijdelijke maatregel, opdat B. en W.
in de gelegenheid zijn een nader plan te overwegen.
De heer Busch zegt dat deze zaak ook het vorig jaar onder
oogen is gezien. Men weet nog niet hoe deze aangelegenheid ge
regeld zal worden. Y/aar nu voorgesteld wordt een belooning van
1000,= toe te kennen, krijgt men den indruk dat de overeen
komst voor 10 maanden geldt, en dat men dan van den heer
Kraaijenbrink af is. Spreker acht het wel noodig dat spoedig
een uitspraak over deze zaak gedaan wordt. Spreker wil een
overeenkomst aangaan van maand tot maand voor maximum 1 jaar
met een opzeggingstijd van een maand, echter onder bepaling,
dat deze materie zoo spoedig mogelijk in behandeling genomen