2 Maart 1931 29.
De heer Busch zegt dat hij aanvankelijk niet sympathiek
tegenover dit voorstel stond, omdat dc menschen in hun vrijheid
geknot v/orden. Een ieder moet weten of hij 's Zondags wil werken
of niet. Spreker is toch bezweken^voor het feit, dat allr
leveranciers hun handteekening vóór de invoering van het ver
bod gesteld hebben. Spreker mist echter de handteekening van de
boeren, die ook melk slijten en refereert zich voorts aan het
oordeel der Gezondheidscommissie dat het gevolg van een en ander
kan zijn, dat de melk op den Maandagmorgen tegen verminderden
prijs verkocht moet worden. Bedoelde Commissie wijst er ook nog
op dat de des Zaterdags afgeleverde melk, welke des Zondags ge
consumeerd zal worden, in vele gevallen, b.v. in huizen, waarin
geen kelder aanwezig is, aan bederf onderhevig is. Spreker zal
gaarne het oordeel van de leden, speciaal van de heeren van den
Breemer en Pronk, vernemen of de door de Gezondheidscommissie
geopperde bezwaren, al dan niet gegrond zijn. Voorts merkt Spre
ker op, dat volgens de verordening -wel op Zondag aan ziekenhuizen,
inrichtingen ten doel hebbende de verzorging van kinderen, en aan
inrichtingen voor ouden van dagen melk bezorgd mag worden vóór
9 uur voormiddags. Dus ten behoeve van zieken en zuigelingen, die
in particuliere huizen worden verpleegd, mag geen melk worden be
zorgd. Spreker vindt het onbillijk dat deze buiten de regeling
vallen, «n beschouwt voorts de ontheffingsbepalingen als gevaar
lijk. Spreker zal gaarne vernemen wat men ten aanzien hiervan denkt
te doen»
De Voorzitter zegt dat B. en V/. toch ten behoeve van zieken,
zuigelingen en zwakken ontheffing van het verbod kunnen verleenen.
De heer van Doorne meent dat bij aanneming der verordening
een bron van chicanes zal ontstaan.
De heer Busch is van meening dat bij het verleenen van ont
heffing, de verordening op losse schroeven komt te staan.Spreker
wil de aanneming niet tegenwerken, doch hij zal gaarne vernemen
hoe gehandeld wordt ten aanzien van zieken en zuigelingen, die
in particuliere huizen verpleegd worden, en hoe of de boeren over
het voorgestelde verbod denken.
De heer Pronk is van oordeel dat het geen bezwaar is dat de
melk blijft staan tot des Maandags. Het is de bedoeling om den
melkslijters één rustigen dag per week te bezorgen, en de boeren
zullen daar niets op tegen hebben. Spreker wijst er nog op dat
het hier een verbod tot venten betreft, en dat de mensehen toch
altijd ingeval van nood melk bij de boeren mogen halen.
De heer van den Breemer moet voor zichzelf zeggen dat het
beter is de melk op Zondag uit te venten, doch in het algemeen
belang acht Spreker aanneming der verordening wenschelijk.
De heer Pronk wijst er nog op dat de onlangs door B. en W.
gestelde eischen, waaraan bewaarplaatsen voor melk moeten vol
doen, voor de melkslijters veel onaangenamer zijhdan het thans
voorgestelde ventverbod. Spreker dringt nog op vermindering
dier eischen aan.
De Voorzitter merkt op dat deze aangelegenheid thans niet
aan de orde is.
De heer van Klooster zegt dat eenzelfde verordening in de
geheele omgeving met succes ingevoerd is, zoodat Spreker het ook
met een dergelijke verordening in deze gemeente wil probeeren.
Het is geen wet van Meden en Perzdn, zoodat wijziging altijd mo
gelijk is.
De heer van Doorne wil het venten alleen na9 uur des Zondags-
morgens