24 Juni 1952 95'
De heer Grootewal zegt dat hij het met het gezegde van den
heer Endendijk eens is, dat hij een van degenen is, die over
tuigd is dat de zaak aan het door den heer Endendijk bedoelde
bedrijf goed marcheert. Spreker was dan ook indertijd een bui
tengewoon groot voorstander om de desbetreffende salarissen te
verhoogen, doch in de salariscommissie is Spreker tot andere
ideeën gekomen. Spreker heeft dus geen mindere appreciaties
voor de werkzaamheden aan het bedrijf. Oorspronkelijk was Spre
ker het er dus mee eens dat die salarissen verhoogd moesten
worden, doch in verband met de werkzaamheden aan andere be
drijven, heeft Spreker een anderen kijk op de zaak gekregen=.
Sprekers waardeering voor andere afdeelingen is dus verhoogde
De heer van Klooster zegt nogmaals dat de questie werkelijk
uit overtuiging is bekeken en dat men niet onrechtvaardig heeft
willen handelen. Spreker acht aanneming der thans aangeboden
voorstellen het aangewezene. De begrooting 1955 zal een juisten
kijk op de financiën der gemeente geven.
De Voorzitter is van oordeel dat de commissie ongeacht
de begrooting, waakzaam moet zijn om te beoordeelen of en zoo
ja, in welke mate korting moet plaats hebben. Men moet het
principe bezien of men in dezen tijd,ongeacht de begrooting,
niet kan eischen of vragen dat de werkzaamheden worden verricht
tegen lager salarissen.
De heer van Klooster kan volstrekt geen genoegen nemen met
de kortingen, welke maar overal toegepast worden. In vele ge
meenten o.a. in Haarlem heeft men veel te royaal geleefd. De
eene gemeente volgt de andere gemeente maar. Men moet hier vol
gens eigen overtuiging handelen, en niet het voorbeeld van an
dere gemeenten gaan volgen zonder kennis van zaken.
De Voorzitter zegt nogmaals dat hij de Salariscommissie op
dracht wil geven om te bestudeeren of het wenschelijk is al dan
niet tot verlaging over te gaan. Men kan dan zien tot welke con
clusie de commissie komt. Ook Spreker acht de kortingen van wei
nig nut. Het gaat hoofdzakelijk om de vraag of de tijdsomstandige
heden van dien aard zijn dat men dezelfde werkzaamheden kan
vragen tegen lagere bezoldiging of belooning. Spreker wil dus
de verdere afwikkeling dezer aangelegenheid in handen geven van
de Salariscommissie.
De heer Busch meent dat men toch moet wachten tot de be
grooting 1955- Men weet thans niet of tot verlaging der bezoldi
gingen moet worden overgegaan. Is zulks niet noodig, dan moet
men daartoe ook niet besluiten. Spreker wil dus rekening houden
met de cijfers der begrooting 1955*
De Voorzitter meent dat een verlaging der salarissen niet
als een sluitpost der begrooting beschouwd mag worden. Een ver
laging moet verband houden met den levensstandaard.
De heer Busch meent dat men toch ook de cijfers der begroo
ting in het oog moet houden.
De heer Nooder wijst er nog op, dat de ambtenaren steeds
het laatste aan de beurt zijn wanneer salarisverhooging plaats
heeft, terwijl zij het eerste aan de beurt zijn bij salarisver
laging. Spreker zegt voorts nog dat men 22 millioen heeft moeten
opbrengen aan de uitvoering van de Tarwewet, terwijl men straks
ook weer zal moeten opbrengen voor de boter en het varkensvleescb
De arbeider wordt aan alle kanten uitgeknepen. Het gasbedrijf is
geen minderwaardig bedrijf, vergeleken bij de andere bedrijven.
Zoowel