10 November 19p2 176. Spreker, die voorts zegt dat de goede vaklui een week-loon van hoogstens 19,= kunnen halen, wijst er verder op dat er zooveel andere personen als b.v.een kantoorbediende, die dit bedrag niet kunnen halen. Juist voor de laatstbedoelde personen wordt het een jagen, hetgeen Spreker moet afkeuren» Spreker verklaart zich tegen het voorstel van B. en W. De heer Grootewal zegt zich geheel niet te kunnen vereeni gen met het gesprokene door de heeren Nooder en de Nies. Alle besprekingen, welke hier nu ontrent de werkverschaffing worden gehouden, zijn eigenlijk overbodig. Spreker zou den toestand ook liever anders zien, doch er moet nu geholpen worden, en een ieder is daarvan overtuigd. Spreker, die zegt dat de heer Nooder zich wel moet uitspreken voor zijn partij, vindt het beter dat de werkloozen tegen een lager loon moeten werken, dan dat ze geheel .crepeeren. Wanneer de heer Nooder de middelen tot dekking der kosten van de werkverschaffing kan aanwijzen, zal Spreker met den heer Nooder meegaan, echter met dien verstande, dat daar geen belasting-verhooging behoeft plaats te hebben. Wanneer de Rijks regeling niet aangenomen wordt, zal men tot belastingverhooging moeten overgaan en dan is men nog verder van huis. Spreker wil de betrokkenen nu direct tegemoetkomen door zooveel mogelijk menschen tewerk te stellen. Spreker herhaalt nog eens dat hij dus met den heer Nooder zal meegaan, waaneer deze de benoodigde gelden weet aan te wijzen voor de uitvoering der verschillende werken. Kan de heer Nooder dit niet, dan is Spreker genoodzaakt met het voorstel van B. en Waccoord te gaan. De heer Gasille betuigt zijn instemming met het door den heer Endendijk gezegde. Naar aanleiding van het door den heer Nooder gesprokene, zegt Spreker dat het hem spijt dat deze een smet heeft geworpen op de ambtenaren van het Staatsboschbeheer en de Heide-MaatschappijZulks is geheel onverdiend. Juist door het gesprokene van den heer Nooder worden de arbeiders nu reeds tegen de opzichters opgezet. Bedoeld personeel verdient meer waardeering en geen afbraak. De heer van Klooster wijst erop, dat er nu geen andere uit weg mogelijk is. De Rijksregeling is niet te vermijden, daar men niet weet waar de noodige midde&en vandaan moeten komen. Spreker is derhalve voor aanvaarding der Rijksvoorwaarden. Wanneer men thans hiertoe niet besluit, staat men het volgend jaar voor het zelfde feit. Blijkt naderhand dat de aanvaarding der Rijksrege ling een zóó vreeselijk iets is, dan kan men toch immers altijd weer van die regeling afkomen» De heer Busch zegt dat de Regeering hier zeer zeker een aanslag pleegt op de gemeentelijke autonomie. In dit opzicht is Spreker het wel met den heer Nooder eens. Hier staat echter de nuchtere werkelijkheid voor ons. Spreker we^s steeds krampachtig tegen de z.g.regeeringswerkverschaffing, doch men moet zeggen wat kan de gemeente ten opzichte van de werkverschaffing doen. Men zou dit jaar nog wel volgens de rege/ling van vorige jaren kunnen doorgaan, doch na 1 Januari a.s. zal men toch tot de Rijksregeling moeten overgaan. De gemeente-financiën geven voor 1935 ©en zeer sober beeld. Men moet nu doen wat men kan doen. Waar van verschillende ziicien werd aangedrongen met regelingen te komen, hebben B. en W.^ae Commissie voor de Werkverschaffing in dit opzicht alles gedaan wat maar mogelijk was, en de hoogst mogelijke loonen zijn aan den Minister gevraagd. Er was zelfs nog een lid van B. en W. dat verder wilde gaan. Naar aanleiding van het gezegde van den heer Nooder ten opzichte van het personeel bij de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1932 | | pagina 352