78.
een normaal salaris moeten kunnen rekenen.
De heer Busch is het met den heer Grootewal eens dat een
schoolzuster bij wijze van tijdelijken maatregel moet worden
aangesteld. Deze zuster moet niet een schoolarts vervangen, daar
indertijd eigenlijk al in principe tot de invoering van het
schoolartseninstituut is besloten.
De heer Endendijk zegt een schoolarts wel hooger te achten
dan een schoolzuster doch naar zijn oordeel voorziet een school
zuster onder toezicht van den gemeente-geneesheer wel voor 75$
in de behoeften. Spreker, die erop wijst dat het nu nog niet gaat
om de aanstelling, doch alleen om het principe, zegt nog een
goedkoopere kracht te weten dan Mej.Funke. Spreker, die zich dus
wel met de aanstelling eener schoolzuster kan vereenigingen, wijst
er voorts op dat hij indertijd de beste oplossing vond, dat de
zusters van de wijkverplegingen dit werk op zich namen in samen
werking met den gemeente-geneesheer. De gemeente zou dan daarvoor
aan de wijkverplegingen een financieele bijdrage kunnen geven.
Doch alvorens verder over de^ze zaak te spreken, informeert Spre
ker of de gemeentefinanciën de noodige uitgave wel toelaten. De
Voorzitter zegt dat B. en W. ook niet tegen aanstelling van een
schoolzuster zijn, doch de financiën laten een dergelijke aanstel
ling niet toe. Men kan nu wel een zuster aanstellen en op de be
zoldiging gaan pingelen, doch Spreker acht dit niet gewenscht.
De heer Endendijk zegt wel iemand te weten, die met elke sa-
larieering genoegen neemt.
De heer Gasille zegt dat hij eerst tegen de aanstelling
van een schoolzuster was in verband met den tegenwoordigen toe
stand der gemeente-financiënln de Einancieele Commissie is de
zaak dan ook aldus bekeken. Zijn er nu goedkoopere vrouwelijke
krachten, die het wefk willen verrichten, dan wil Spreker ook
gaarne aan een dergelijke benoeming medewerken. De hooge kosten,
welke door B. en W. genoemd werden, zouden Spreker tegenhouden
om een schoolzuster te benoemen, ook met het oog op de latere in
voering van het schoolartseninstituut.
De heer de Bruijn is van oordeel dat men met de aanstelling
van een schoolzuster voorzichtig moet zijn. Men zou nu een zus
ter aanstellen op een laag salaris, en wanneer de toestand der
gemeente beter wordt, zou deze zuster het eerst in aanmerking
komen voor een vaste aanstelling.Wanneer men nu ingaat op een
goedkoope aanbieding van een zuster, zal deze later meenen recht
te hebben op een vaste aanstelling. En wanneer een gemeente
ambtenaar eenmaal in het zadel zit, wipt men deze er zoo maar
niet uit. Spreker vraagt voorts of het wel noodig is om in deze
onzekere tijden zoo ruw met de gemeente-financiën om te springen.
Is een andere oplossing niet mogelijk, vraagt Spreker. Het is
Spreker bekend dat de zusters van de wijkverpleging nimmer hulp
weigeren in de gezinnen. Deze zusters zullen dus zoonoodig ook
zeker wel hulp willen verleenen met betrekking tot het toezicht,
dat een schoolzuster behoort te houden. Spreker wil de zaak nog
voor een jaar aanzien, daar de begrooting 1955 een uitgave voor
een behoorlijk salaris aan een schoolzuster niet toelaat.
De heer van Klooster, die het hiermede wel eens is, is van
meening dat wanneer tot aanstelling van een schoolzuster wordt
besloten, in ieder geval een oproep geplaatst moet worden. Men
moet niemand naar voren schuiven, daar er krachten genoeg zijn.
De heer