X
12 April 1935 89.
NOTULEN
van het verhandelde in de openbare vergadering van den
Baad der gemeente Soest, op Woensdag 12 April 1955?des na
middags 1Ï uur.
Voorzitter: Mr.G.Deketh, Burgemeester.
Secretaris: J.G.A.Batenburg.
Tegenwoordig de leden: H.Th.van den Berg, P.van den Breemer,
p.A» de Bruijn, W.P.H.Busch, C.J. van Dam, J.S. van Duren,A.Enden-
dijk, Mej.Funke, H.J.Gasille, G.J.Grootewal, M.Hornsveld,H. van
Klooster, K.Lodeesen, A.de Nies en J.Nooder.
De Voorzitter opent de vergadering en geeft gelegenheid tot
het doen van een gebed, waarna overgegaan wordt tot de behande
ling van het navolgende punt der agenda:
.COMPTABILITEIT (4e Afd. no«238).
Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het instellen
van beroep tegen de beschikking van Gedeputeerde Staten dezer
provincie dd. 28 Maart 1933, 5e afdeeling no.834/781, houdende
vaststelling van den uitgavenfactor over het rekeningsjaar 1931
in verband met de Wet houdende regeling van de financieele ver
houding tusschen rijk en gemeenten.
Het ontwerp-beroepschrift heeft voor de leden ter inzage ge
legen. (nr.238)
De Voorzitter deelt mede dat deze vergadering belegd is op
dat de termijn niet verstrijkt, binnen welken in beroep kan wor
den gekomen tegen de beschikking van Gedeputeerde Staten.
De heer Gasille vraagt of aan het instellen van dit hooger
beroep ook kosten voor de gemeente zijn verbonden.
De Voorzitter antwoordt hierop ontkennend.
De heer Gasille merkt op dat het gevolg van het in hooger
beroep gaan dus kan zijn, dat de gemeente niets verliest, doch
van het Rijk een hoogere uitkeering zou kunnen verkrijgen. Voor
zoover Spreker een en ander uit de gegevens kan nagaan, wordt
het voordeel voor de gemeente door hem begroot op 28.000,=.
De Secretaris deelt hierna op verzoek van den Voorzitter
ter toelichting dezer aangelegenheid mede, dat het hoofdzakelijk
om den post werkverschaffing gaat. Deze post is n.1. door Burgemees
ter en Wethouders bij de aan Ged.Staten ingezonden desbetreffende
berekening zooveel mogelijk opgevoerd, door het daarin opnemen
van de improductieve werkverschaffingsloonen. Gedeputeerde Staten
gaan daarmede niet geheel accoord, en voeren deze loonen af, om
dat de Wet zegt dat de meerkosten van de werkverschaffing door het
gemeentebestuur moeten worden aangetoond. Voorts hebben Gedepu
teerde Staten nog een paar andere kleine opmerkingen.Spreker wijst
er verder op, dat de Baad het vorig jaar ook in beroep is gegaan
op soortgelijke gronden tegen het besluit van Ged.Staten tot vast
stelling van den uitgavenfactor over het rekeningsjaar 1930,doch
de uitspraak omtrent dit beroep is nog niet bekend. Daarom is het
voorzichtiger om ook nu weer op gelijke gronden in beroep te gaan.
Indien de factor tot een hooger bedrag wordt vastgesteld, kan de
gemeente ook^een hoogere uitkeering ontvangen.
De heer Gasille, die het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders juist vindt, wijst erop dat het in hooger beroep gaan dus van
belang is voor de gemeente.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna besloten tot het in
stellen van bedoeld beroep.
Vervolgens wordt de openbare vergadering gesloten, waarna in
geheime vergadering wordt overgegaan.
Vastgesteld in de openbare vergadering van den
Raad der gemeente Soest dd. 3 Mei 1933.
DE SECRETARIS. DE VOORZITTER.