1 26.
de lucht, terwijl nu gebleken is dat ex geen spxake is van mislei
ding. De Raad heeft zich toer. zelf door zijn manier van handelen
schuldig gemaakt aan het werpen ^an een smaad op Soest.
De heer Endendijk zegt er niet van overtuigd te zijn dat het
wenschelijk was deze vergadering te houden. Spreker zegt voorts
dat hij in de vorige vergadering het voorstel, hoofdzakelijk heeft
bestreden op grond van de omstandigheid dat nij het verkeerd vond
om in deze tijden een kermis te houden. En voorts heeft Spreker
het onverklaarbaar ge-vonden dat de Burgemeester, die eerder zoo
principieel tegen een kermis was- nu een toestemming gaf tot het
houden eener kermis. Bij de besprekingen in de vorige vergadering
is zeer sterk naar voren gekomen dat de Burgemeester bij het ver-
leenen der vergunning om den tuin geleid is. De zaak wordt nu nog
raadselachtiger na de gehouden besprekingen in de commissiekamer.
Kaar Sprekers meening is de zaak niet zuiver, en hij heeft den in
druk gekregen mede uit het gezegde van den heer Grootewal dat alle
middelen worden aangewend om de kermis te verkrijgen. Spreker zou
zich schamen als lid van den Raad, wanneer hij zijn stem gaf aan
het voorstel der beide Wethouders, en hij acht het onverantwoorde
lijk om in dezen tijd voor de menschen de gelegenheid te scheppen
om ongeoorloofde uitgaven te doen.
De Voorzitter vól naar aanleiding van het gezegde door de
heeren de Bruijn en Endendijk opmerken, dat men hier rekening
moet houden met de verschillende stroomingen in de gemeente. Of
de kermis al dan niet komt, laat Spreker zoo koud als een steen,
doch Spreker wil later niet het verwijt hebben dat de Raad niet
in de gelegenheid is geweest om nieuwe gezichtspunten naar voren te
brengen
De heer Endendijk, wil naar aanleiding van de opmerking van
den Voorzitter, dat hem de kermis zoo koud laat als een steen,even
opmerken dat ons de omstandigheden, waaronder we leven, dat niet
koud mogen laten.
De Voorzitter zegt dat deze vergadering niet is belegd om
de kermis te doen doorzetten, doch omdat hij van meening is dat de
omstandigheden nu wel een andere wending aan de zaak geven. Er
zijn menschen, die er mee instemmen dat geen kermis wordt gehouden,
doch er zijn weer anderen, die het spijt dat de kermis niet door
gaat. Wanneer Spreker zelf de geheele zaak had behandeld, zou het
zeker zoo niet geloopen zijn. Een nadere uitspraak acht Spreker
in de gegeven omstandigheden wel gewenscht, waarbij niet uit het
oog moet worden verloren dat de Raad de geheele gemeente verte
genwoordigt
De heer de Kies vestigt de aandacht op de sport-eer, welke
ook nationaal is. Spreker wijst in dit verband op het Nederlandschf
Elftal, dat het er onlangs nog schitterend heeft afgebracht. Er
zijn hier heel veel menschen, die een kermis toejuichen omdat het
trainingsfonds der K.N.A.U. daardoor gestijfd wordt. Het is Spre
ker duidelijk geworden dat bedoeld fonds van de K.N.A.U. aan mid
delen wordt geholpen ter uitzending van deelnemers naar de Olym
pische spelen, welke in 1956 te Berlijn zullen worden gehouden.
Het geldt^hier dus een landsbelang, en Spreker meent toch ook dat
de A.R. vóór alles het landsbelang willen dienen, waaronder de
Nederlandsche Sport te rangschikken is. De principieele tegen
standers van een kermis moeten dus ook eens denken aan de anders
denkenden, terwijl de moeilijkheden opgelost dienen te worden door
naar het doel te kijken. Wanneer men zich afvraagt of het doel
dezer