51 October 1954 247.
De heeren Mulder en Nooder fungeerden als stemopnemers
259-BELASTINGEN (5e afd.no.1275..
Voorstel van B. en W. tot opnieuw vaststelling der veror
dening tot heffing eener aanlegbelasting en wijziging der hef
fingsverordening op de Straatbelasting.
Dit voorstel wordt gedaan teneinde tegemoet te komen aan
de wenschen van den Minister van Binnenlandsche Zaken, medege
deeld bij schrijven van Ged.Staten dd. 21 Augustus 1954, 1e afd.
no.2879/2015.
De heer Gasille zegt dat hij zich niet kan vereenigen met
het bepaalde in art.1 der verordening op de heffing dezer be
lasting. Volgens dit artikel kan er aanleiding zijn om wegen,die
in slechten toestand verkeeren en derhalve van een nieuwe kunst
verharding moeten worden voorzien, te betrekken in de heffing
eener aanlegbelasting. In een dergelijk geval is vernieuwing te
beschouwen als onderhoud. Spreker is dus tegen deze verordening
in verband met artikel 1.
De heer Mulder vraagt of den datum van 1 Januari 1955 in
artikel 1 gehandhaafd blijft.
De Voorzitter geeft hierop een bevestigend antwoord. Zooals
men weet, moet de Raad telkens bepalen welke wegen in de belas
ting zullen vallen, welk besluit nu aan Koninklijke goedkeuring
zal zijn onderworpen.
Nadat de heer Gasille aanteekening heeft verzocht dat hij
tegen is, wordt het voorstel van B. en W. zonder hoofdelijke
stemming aangenomen, terwijl de ontwerp-verordeningen worden
vastgesteld
2&0.B0UWP0LITIE (1e afd. no.20).
Adres van J.C.Brouwer betreffende bebouwing van een perceel
aan het Kerkpad Z.Z. met voorstel van B. en
Op grond van het medegedeelde in hun schrijven dd. 16 Octo-
ber 1954, 1e afd. no. 20 stellen B. en ty» voor^het verzoek van
adressant om toe te staan dat een te bouwen dubbel landhuis op
het perceel Sectie A.426ged. gelegen aan het Kerkpad Z.Z. wordt
opgericht tot op een afstand van 6 M. vanaf het bestaande blok
van 5 woningen instede van 7 M., afwijzend te beschikken en de
bij Raadsbesluit vaji 22 Februari 1955» waarbij aan Brouwer ont
heffing is verleendvoor den bouw van 5 woningen onder één kap,
gestelde voorwaarde te handhaven, temeer daar voor hem waar
schijnlijk nog de mogelijkheid bestaat den langs het perceel
loopenden zandweg bij het erf te trekken, en op deze wijze aan
de voorgeschreven erfafscheiding te voldoen, indien hij bij zijn
voornemen blijft op het perceel een dubbele woning te bouwen.
De heer van den Berg is voor inwilliging van het verzoek
van den heer Brouwer. Er is geen enkel bezwaar het verzoek in te
willigen en de gemeente heeft zich eigenlijk moreel verplicht den
bouw toe te staan.
De heer de rruijn kan zich niet vereenigen met de motieven
van B. en W. daar de toestand gewijzigd is. Thans mag gebouwd
worden aan het Kerkpad op 2\ M. van de erfafscheiding, terwijl
dit volgens den oorspronkelijken opzet van het uitbreidingsplan
niet mocht. Ook op een andere plaats aan het Kerkpad is gebouwd
met inachtneming van een afstand van 2h M. vanaf de erêfschei
ding, zoodat men nu het verzoek van Brouwer niet mag afwijzen.
Brcuwer wil bij het onlangs door hem gebouwde blok huizen een
erfafscheiding van zelfs 5*" M. inacht nemen, inplaats van de
nader