12 April 1925 92* gronden van het grondbedrijf, welke niet tot bouwterrein zijn bestemd. Op grond van het medegedeelde in hun voormeld schrij ven stellen B. en W. voorts voor niet aan den wensch van Ged. staten te voldoen om van het batig slot van den gewonen dienst van 1922 minste de helft beschikbaar te houden voor vol gende jaren en derhalve de raming van dit batig saldo ongewij zigd in de begrooting te handhaven. Voor de dekking van boven genoemd bedrag ad 4000,= en om mede tegemoet te komen aan het door den Minister van Binnenlandsche Zaken kenbaar gemaak te standpunt ten aanzien van de heffing van opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting boven een aantal van 55, stellen B* en W. voor de opcenten op de hoofdsom der personeele belasting alsnog met 10 te verhoogen en te brengen op 150 op centen. 5e meerdere opbrengst wordt geraamd op 8400,=, welke meeropbrengst voor 4000,= wordt aangewend voor bovenomschre ven doel en voor 4400,= tot verhooging van het voor onvoor ziene uitgaven geraamde bedrag. Tenslotte stellen B. en W.nog voor om de omschrijving van volgno.565"gemeentelijke werkver schaffing aan werkloozen" te wijzigen en te lezen als volgt: "Gemeentelijke werkverschaffing aan werkloozen met rijksbij drage". Een ontwerp-besluit tot wijziging der gemeentebegroo- ting, verband houdende met de gedane voorstellen bieden B.en W. ter vaststelling aan. Be Pinancieele Commissie gaat accoord met het voorstel van B. en W. om de raming van het batig saldo van den dienst 1952 ongewijzigd in de begrooting 1925 te handhaven. Zij maakt echter ernstige bezwaren tegen het voorstel van B. en W. inza ke opneming van den post van 4000,= voor overboeking van gronden uit het grondbedrijf naar den algeoeenen dienst als natuurreservaat. Voorts adviseert de meerderheid der Commissie tot heffing van 57 opcenten op de hoofdsom der gemeentefonds belasting, terwijl de minderheid heffing van 60 opeenten advi seert. De heer Grootewal zegt zich niet te kunnen vereenigen met den wensch van Ged.Staten om een bedrag van 4000,= uit te trekken voor overboeking van gronden uit het grondbedrijf naar den algemeenen dienst, daar het daarvoor uitgekozen tijdstip zeer ongunstig is en deze gelden maar weer gevonden zouden moe ten worden door belastingverhooging. Baar Sprekers oordeel kun nen Ged.staten niet eischen dat deze post wordt ingesteld. Wan neer hieraan echter niet te ontkomen is, dan moet zulks uitge steld worden tot betere tijden. Met het voorstel van B. en W. om het geheele batig saldo van 1922 te bestemmen voor den dienst 19J5 kan Spreker zioh geheel vereenigen. De heer Gasille geeft als zijn meening te kennen dat de kwestie overboeking van gronden uit het grondbedrijf naar den algemeenen dienst als natuurreservaat eerst door de Commissie Grondbedrijf onderzocht moet worden. De leden van den Raad moeten toch immers de grenzen van het natuurreservaat precies weten, zoodat het gewenscht is dat deze zaak nader onder oogen wordt gezien. Ged.staten dringen al eenige jaren op uitvoering dezer aangelegenheid aan, en daarom hebben ze geweigerd de nieuwe verordening op het grondbedrijf goed te keuren. Het is hier een ingewikkelde zaak en men moet de juiste cijfers weten. Er moet een staat van schulden, welke op de desbetreffende gronden rusten, worden opgemaakt, daar de schuldenlast door de

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1935 | | pagina 186