12 April 1955 97.
De Voorzitter wijst de heeren Gasille en Stroband tot stem-
opnemers aan.
De heer Nooder verklaart dat hij onder protest zal medewer
ken tot deze benoeming. Het is niet komen vast te staan dat de
oorzaken van tekortkomingen bij Openbare V/erken te wijten zijn
aan de leiding bij dien dienst, en naar Sprekers meening hebben
andere motieven geleid tot verandering van de leiding bij Open
bare Werken, welke motieven voor Spreker onaanneembaar zijn.
Hierna wordt de heer Ir.W.C. van Goor met 9 stemmen benoemd
tot tijdelijk Directeur van Gemeentewerken, en wel voorloopig
voor een jaar met kans op vaste aanstelling bij gebleken geschikt
heid. Op den heer Ir.G.A-P. de Kort waren 5 stemmen uitgebracht.
De heer Mulder vraagt of het nét noodig is dat het vorige
raadsbesluit, waarvan de bedoeling was een Directeur voor vast
te benoemen, wordt ingetrokken.
De Voorzitter zegt dat door deze tijdelijke benoeming be
doeld raadsbesluit automatisch is komen te vervallen.
De heer Grootewal verzoekt B. en W. te bewerkstelligen dat
de Directeur zoo spoedig mogelijk in functie treedt.
De heer Gasille vindt het noodig nog een mededeeling te
doen. Zooals bekend, zijn de diensten Openbare Werken en Bouw
en Woningtoezicht twee afzonderlijke en zelfstandige diensten.
Door het publiek en in den Raad is soms op minder gunstige wijze
over Openbare Werken gesproken. Wanneer dat geschiedde, dan be
trof dat uitsluitend de leiding van Openbare Werken, en nimmer
de leiding van Bouw- en Woningtoezicht. Spreker wil dit even
vastleggen opdat iemand bij laatstgenoemden dienst niet onrecht
vaardig benadeeld wordt.
De Voorzitter vraagt of deze mededeeling door den Raad wordt
aanvaard
Zonder hoofdelijke stemming spreekt de Raad zich aldus uit.
44.WINKELSLUITINGSWET (ie afd.no,5631
Voorstel tot wijziging van de in de vergadering van 27 Fe
bruari jl.vastgestelde verordening, ingevolge artikel 9 der Win
kelsluitingswet
Burgemeester en Wethouders stellen voor aan het verzoek van
den Minister van Economische Zaken om eenige wijzigingen van on
dergeschikten aard te doen aanbrengen in bovenbedoelde verorde
ning, te voldoen. Zij deelen voorts mede dat de Minister zich
voorshands niet kan vereenigen met de door den Raad vastgestel
de uitbreiding van de verkoopgelegenheid van eenige artikelen
gedurende de zomermaanden (art.2 der verordening) daar de rege
ling van de thans nog geldende verordening voldoende wordt ge
acht. B. en W.,die van meening zijn dat het beter ware geweest,
dat niet was ingegaan op de voorstellen uit het midden van den
Rand om het tijdvak van verruiming uit te breiden en te stellen
van 15 Juni t/m )0 September, geven in overweging de regeling
vast te stellen als voorgesteld bij hun prae-advies van 29 Dec^
19J4, in stede van te besluiten om wederom de thans nog gelden
de door den Minister voorshands voldoende geacht wordende rege
ling in te voeren. Zij meenen dat de Minister zich na nadere
uiteenzetting wel zal kunnen vereenigen met de in dit prae-ad
vies bedoelde regeling, en vragen machtiging de aan te brengen
wijzigingen te formuleeren.
De heer Gasille zegt dat hij zich bij dit voorstel zal neer
leggen, daar hem gebleken is dat de winkeliers er mede accoord
gaan.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna het voorstel van
B. en W. aangenomen.