-20 Mei 19p5 - 124. wezen en wel uitsluitend met het oog op het belang van het on- werwijs. hen ieder kan toch aanvoelen dat een dergelijke toe stand ook tegenover de overige aan de school verbonden onderwij zers te veroordeelen valt. Zooals gezegd, E» en W. hoopten des tijds dat deze toestand slechts korten tijd zou duren, Spreker heeft den heer van Wely persoonlijk een brief geschreven omtrent deze aangelegenheid, met het gevolg dat de heer van Wely een en ander met Spreker besproken heeft. De heer van Wely zou zich over deze zaak beraden, doch Spreker heeft niets meer van den heer van Wely vernomen. Spreker vindt het van de zijde van den heer van Wely zeer begrijpelijk dat deze het voorstel van B. en W. bij de raadsleden ongedaan wil maken, doch Spreker blijft den toestand scheef vinden. Spreker wijst er op dat B. en W. de ar gumenten van den heer van Wely wel degelijk ontzenuwd hebben. Er behoeven geen formeele klachten te zijn wanneer een toestand ongewenscht is. Spreker zegt vervolgens dat de heer Gasille als generaal het zeker ook niet prettig voor het leger zou vinden wanneer b.v. zijn zoon als officier onder hem stond. Spreker zegt vervolgens nog dat in het laatste jaarverslag van den heer van Wely geen naam werd genoemd van een onderwijzeres, die 60 dagen wegens ziekte verzuimde, welke onderwijzeres Mevr. van We ly was, terwijl in vorige jaarverslagen wel de namen stonden van de onderwijzers, die vervangen moesten worden. Op verzoek van B. en W. werd het jaarverslag toen aangevuld. Zulks teekent toch wel den toestand. Spreker verklaart uitdrukkelijk dat ,het hier om het belang van het onderwijs gaat. Daarom is hij vóór het voorstel van B. en W. Tenslotte wijst Spreker er nog op dat de heer van Wely mededeelt bij zijn bezwaren, dat een nieuwe leerkracht zooveel tijd noodig heeft om zich in de sfeer van een andere school in te werken, doch Spreker weet bij ervaring dat de heer van Wely ingeval van afwezigheid van een leerkracht van 1 of 2 dagen onmiddellijk aandrong op in functietreding van een plaatsvervanger De Voorzitter is van meening, dat men over 't algemeen van oordeel is dat de door B. en V. voorgestelde maatregel gewenscht is De heer Mulder wijst er op dat B. en W. zeggen dat de toe stand ongewenscht is. Spreker weet echter dat ae heer van Wely nooit een klacht heeft vernomen van den wethouder van Onderwijs of van B. en W., zoodat Spreker niet met het voorstel van B.en W. kan meegaan. Spreker zegt voorts, dat de Burgemeester ook ge bruik maakt van cumulatie van inkomsten. Bij den heer Veenstra zijn ook geen klachten voorgekomen, terwijl bij de voorgestelde overplaatsing de hoofden en oudercommissies niet zijn gehoord. Een der oudercommissies heeft zonder gevraagd advies te kennen gegeven dat de overplaatsing ongewenscht is. De heer Stroband zegt dat, waar de Inspecteur van het Lager Onderwijs te kennen heeft gegeven dat de omwisseling uit onder wijskundig oogpunt aanbevelenswaardig is, het verbazing moet wekken, dat dit oordeel eerst thans wordt uitgesproken, nu B.en W. maatregelen willen treffen. De Inspecteur is belast met het toezicht op de scholen en deze heeft nimmer op dien toestand ge wezen. Klachten werden niet vernomen, en Spreker vindt het rap port van den Inspecteur niets zeggend. De heer Gasille vindt den toestand ook wel ongewenscht, doch waar deze reeds jaar lang is gedoogd, acht Spreker het thans niet gemotiveerd in het familieleven in te grijpen. De heer Endendijk zegt nog dat de toestand door onderwijs- specialiteiten

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1935 | | pagina 248