26 September 1955 242.
Utrechtsche Courant van 8 Maart 1.1. in de oprichtingsvergade
ring zei dat men zich in de vergaderingen der commissiën vrij
er voelt en dat men in een openbare vergadering van den Raad
gebonden is aan zijn partij en gevoelig is voor het publiek
op de tribune. Die gevoeligheid moet naar Sprekers inzicht ver
bannen worden. Als beginsel dienen er zoo weinig mogelijk com
missiën te zijn. De ingezetenen hebben er recht op te weten
wat er wordt besproken en besloten in t openbaar omtrent de
gemeentezaken.
De Voorzitter wijst nog even op de onjuistheid dat men in
de openbare raadsvergadering soms geheel anders stemt dan in een
commissievergadering.
De heer Thijssen merkt op dat de heer Endendijk nog in een
der vorige raadsvergaderingen heeft gezegd dat in een Commissie
moppen werden getapt.
De heer Endendijk, die zich niet met het standpunt van
den heer Thijssen kan vereenigen, en opmerkt dat de door den
heer Thijssen bedoelde commissie geen raadscommissie was, zegt
dat men in de commissievergaderingen steeds meer waar is. De
zaken worden in een commissie in den regel meer uitvoeriger
behandeld, terwijl men zich in een commissievergadering meer
oprecht uitspreekt. In den Raad wordt veel meer voor de tribu
ne gesproken.
De Voorzitter zegt dat elk lid toch altijd het recht heeft
om in de raadsvergadering zijn meening naar voren te brengen.
De heer de Dies beschouwt de commissies niet als een weer
haan. Spreker heeft in de raadsvergadering ook wel eens anders
gestemd dan in een commissie-vergadering, hetgeen zeer goed
mogelijk is wanneer men later de meening van de andere leden
in de vergadering van den Raad verneemt, uovendien moet de min
derheid der commissie toch het recht hebben om in openbare ver
gadering te spreken. Men kan zeer goed door denkbeelden van
anderen tot een veranderd inzicht komen. Eerst worden voorstel
len gedaan tot beperking van den spreektijd en nu wil men weer
de raadscommissies beperken, doch Spreker kan zich daarmede
niet vereenigen.
De Voorzitter merkt op dat, wanneer er in de raadsvergade
ring geen ander gezichtspunt naar voren komt, er voor het be
trokken lid geen motief is om anders te stemmen dan in de com
missievergadering heeft plaats gehad.
De heer Endendijk heeft enkele opmerkingen omtrent de door
B. en VVgedane aanbevelingen ter benoeming van leden der on
derscheidene commissiën. Zoo worden door B. en Wdrie leden in
de Gascommissie voorgesteld, die nooit zitting in die commis
sie gehad hebben. Men dient in die commissie iemand te benoe
men, die bekend is met de zaken van het Gasbedrijf. Spreker
zou daarom den heer van Klooster als lid dier Commissie willen
benoemen in de plaats van den heer Hornsveld. laatstgenoemd
lid zou nu geen zitting meer hebben in de Commissie Grondbe
drijf en Uitbreidingsplan, hetgeen onjuist is. De heer Horns
veld heeft verstand van die zaken. De heer van de Ven zou als
pas gekozen lid in drie commissies zitting hebben, terwijl de
heer Hornsveld maar in twee commissies zitting zou hebben.
Spreker hoopt dat rekening gehouden zal worden met het door
hem gezegde.
De heer Thijssen wil een loftuiting geven aan B. en W»
voor de wijze waarop zij de aanbeveling hebben gedaan. Zij
hebben